Rillaars

Rillaars bevat 41 gezegden, 207 woorden en 9 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

41 gezegden

'k Zien doo menne peere mee.Ik zie daar mee af.
's mijreges vrug's morgens vroeg
aikkes en poikkeserwtjes en worteltjes (gerecht)
amaai menne frakDat is erg.
Da zén kweddele.Dat is rommel (i.v.m. kwaliteit van iets) .
Da's nen echte zjendijrmDat is een bazige vrouw.
Da's tegen aa gat gesniët hé.Dat valt je tegen nietwaar.
De groëte biëte doenDe bieten rooien
De kloan biëte doen.Hakselen tussen de jong bietenplantjes om het onkruid en de ongewenste bietenplantjes te verwijderen.
dieje hij 't sintemedunktDie doet alsof hij een gezondheidsprobleem heeft
doa zen ik ni scheutig oepiets niet goed durven / vertrouwen
een goei pijreen brave man
Gé ' t wad oatgestoke.Je hebt wat aangericht.
Ge keunt erroan hange dan hedde 't zwiere verniet.Je kunt de boom in.
Ginder komd e zwétsel af.Van ginder is een dreigende lucht in aantocht
Goa zoa ne schoeëne goa of ook: goa zoa ne gelèttigeJe hebt me mooi liggen.
Hee z' n oage doeëdgewrut.Hij heeft zich doodgewerkt.
heure kommisveuhaar boezem
Hoa goat'er nogal e gat oathij gaat / loopt / rijdt / vaart / vliegt / ... snel
Hoa zit oep ne wiër.Hij blijft maar zagen (figuurlijk) .
Ik had een haat vast.Ik had een stuk hout vast
in zoane of heure mooiënoxin zijn of haar nakie
kermes in de helregen bij zonneschijn
klot ziëpstuk zeep,
koren pikken of afpikkenHet graan op het veld handmatig van het veld afsnijden
kweddele hemme mee iemand of in kweddele ligge mee iemandruzie hebben met iemand
Ma'k és ... (bv. iets vroage) Mag ik eens .... (bv. iets vragen)
Me Gèn d'r e gat oètWe gaan vlug vooruit / We maken snelheid
mee ne glointige keuterhoakmet een gloeiende pook
Ne schoeëne stoeët doen (of oatsteke of afbringe) een stommiteit doen
ne zuute gezaateiemand met een gelijkmatig karakter, onverstoorbaar iemand
nen totter doen of nen totter moakevallen
oep de veujhand zitteals eerste mogen beginnen bij het (kaart) spel
Talest doede goalle n't galakkes goalle da zelf wilt moo hie nie.Bij jullie thuis doen jullie het zoals jullie het zelf willen maar hier niet.
Van ze / heur zelve goan of Van zenne / heure sus goan of Van zenne / heure klot valleflauw vallen
z'n devoeëre doenzijn plicht doen (meestal - hoewel niet uitsluitend - wordt de mannelijke echtelijke plicht bedoeld, bv.: Z' hij t'm loate zitte, 'm zal z'n devoeëre nie goe gedoan hemme zekers.)
Z'n klak stoa schiëfHij is dronken
Ze hemme me (goe) boè m'n kloeëte.Ze hebben mij goed liggen.
zoeë zot as stieleboëskrankjorum
zoewe vol as ne pensketelstampvol
Zwégt mo stillekes stilIk zou maar niets zeggen als ik jou was

207 woorden

't holgracht (de)
't schiëscheiding tussen twee percelen
't vuukookfornuis (ook elektrisch)

A

aaterwt
aftrekker (vloer) trekker, vloerwisser
aftrekkerkroonkurkwipper (waah da Nederlands toch)
airmoeiarmoede
allemeleivealtijd
allemenakkalender
anneszoemandersom
anneszoemomgekeerd
arlazzehorloge

B

baillekebijltje
bassènjWastobbe
batelbeitel
bediëmetbijna of binnen kort
berlokhanger voor halsketting
biekebij (insekt)
blokkeklompen (het gekende houten schoeisel)
boamestawedherfst
boeëgetboomgaard
boëlbijl
boemkétknikker (grote)
boewmboom
braastoep, voetpad of verharding voor het huis
braggeleermorser
brikkéaansteker

C

clownoveral (integraal werkpak)

D

démmele (demmelde - gedemmeld) doelloos rondstappen
deurre (deurde - gedeurd) slapen
deussedorsen
dikkesdikwijls
dikkoppolitieker, grote baas, iemand uit hogere kringen
doektoorarts
dretsen, bedretsenspatten, bespatten

E

e forteen stevige te duchten vrouw
e jannekevestje
een scheleen plak vb. hesp of kaas
eijeraarde (grond)
eijerbezeaardbeien
eijerklotaardkluit
élleberknikker

F

FesantFazant
flauwsmie; ook wel eens: floosgatfiere madam
fleusstraks
floospronkzucht
floosgatpronkzuchtige persoon
foersvoorvork van een fiets
forskracht

G

gaasvuugasfornuis
GaatGeit
gelèttegglad
gésgras
gloentich of glointiggloeiend heet of alleszins heel heet
gralekgruwelijk
grawelligoveractief
gritselhark

H

haathout
het geleigniet bebouwde grond bij een woning / erf
hiëtheet
hijtselbundel samengebonden stokken of twijgen
HinHen
hoagschool doenspijbelen
hoaleg beelekeschijnbaar deugdzame vrouw
hoarzakke (hoarzakte - gehoarzakt) of hoarzak doenBedriegen / valsspelen
hoarzakkerbedrieger, valsspeler
hoarzakkeroë of hoarzakbedrog, valsspel
hoellesteenkool
HolGracht
honnekothondenhok
humhemd

I

Ieemer / iëmerEmmer
ievergoeie moed
impessanttegelijkertijd

K

kaakou
kaatkout
kamezoolvestje
kammezoolkamizool, buis, nauwsluitend kort jasje zonder panden met een of twee rijen knopen, ook gebruikt voor een colbert
kampernoelleschampignons
KernaenKonijn
kettierkwartier
kezzeboeëmkerstboom / kersenboom
kiëvereirmoeilijke eter
kindervwatuurkinderwagen
KintMeisje
klaisstereluid praten
klèffereklimmen
klitszweep
kloeffersvuile of zware schoenen
klotkluit
knétserkedrukknoopje
KoeiKoe
konténteménttevredenheid
krawogelkruiwagen
krebberhak (tuingereedschap)
krebberlandbouw- of tuinhakje
kresteejrehaken
kweddeleproblemen
kweddeleeriemand die maar aanmoddert of ruzie zoekt
kweddelen (kweddelde - gekweddeld) onhandig met iets of iemand omgaan, ruzie maken, slecht bezig zijn

L

laëpe (leep - gelepe) uitrekken
leperlepel
LiërLadder
litsleiband
loatentoëttrage persoon

M

maskesvliësspek in de betekenis van enigszins sponsachtig, op de tong smeltend snoepgoed in plakjes die op een stuk doorregen spek lijken
mettekoidioot
moembakkesmasker
moosduveliemand die onder de modder zit
mooze (herstellen van breiwerk (dikwijls (slijt) gaten in sokken) waarbij met de naald zo nauwkeurig mogelijk de breisteek werd nagedaan. Gebeurde courant tot in het begin van de jaren 60 en was een hoog aangeschreven vaardigheid die zeker niet iedereen beheerste.mazen
motseklétmotorrijwiel
muëkiemand die niet genoeg kan krijgen
muugmoe / vermoeid
muurzoakmier

N

navenantin vergelijking
ne gatbol of aarei
ne gruunewat ondeugende persoon met droge humor
Ne sjalsjaaltje
ne wrutereen harde werker
Nen heustStruik
neukkesnootjes

O

oaleflauwe niet steekhoudende argumentatie
odigraar (bijv nw)
odige of viezerare (zelfst nw)
oefof
OsschotAarschot
overbabzakkedenigrerend de baas spelen

P

paaze (paasde - gepaast) denken
PeerwispelWesp
peirwispelwesp
pekelteefvenijnige vrouw
Pellepetteejkeglacee
pennekekroonkurk
pertangnochtans
petangvals vrouwmens
pettaischboerenkool
pietregenworm
poeëtwortel (groente)
poewetstoempwortelpuree
poorprei
pumpellepaatuimeling, koprol

R

raaje (ik raa, goa rét, hoa rét, woalle raaje, goalle rét, zoalle raajerijden
RaddiauRadio
ritser, tirretrits / ritssluiting
robenachtkleed
RulloorRillaar
RulloorsRillaars
rutspoorweg
rösgraspol

S

sajétbreigaren
saszedeken
SchoafferdoanenSchaatsen
SchosseneileSchorseneren
SchunnebroekSchoonderbuken
schuupootschuurpoort
sebietdadelijk
sekosch of sakkoschhandtas
sjampetter / gardeveldwachter / boswachter
sjansgeluk
SjélleroeëCharleroi
skameteurgoochelaar
Skramoelleasse van verbrande kolen
sloekkergulzigaard
smaggeleongewenst kruimels laten vallen
snèpmusketonhaak
sneussnor
snië of sniëvesneeuwen
spingulp
spinnekopspin
stejetstaart
stoikkes of stoitjes, ook wel meniër of madam stoikkes / stoitjesdommerik
striëkeleaaien
strikke (strikte - gestrikt) breien
strikwijrkbreiwerk
swenstterwijl

T

TairefTarwe
taweningbericht
tefrèntverschillend
TelleviesTelevisie
temperpostzegel
tészak (in kledingstuk)
tettergatbabbelziek persoon
tottere (totterde - getotterd) vallen
trave (traafde - getraad) huwen, trouwen
tuttepersoon die zich nogal gek en niet ernstig gedraagt

V

vameleiveooit
vanhijropnieuw
verkétvork
vernietgratis
véssemhiel (van de menselijke voet)
viesraar (bijv. nw.)
vliegende boemduitse v2 raket
vlouw mv vlouwsfiets
vroemterug
vurrekevuurtje
vuuvuur, fornuis

W

wasspeterwasknijper
weergoaechtgenoot
weurcht / weurregeiemand die veel wilt
wispzweepje van soepel hout (meestal wilg)

Z

zaatzout
ziftvergiet
zjendijrm (vroegere) rijkswachter
zoachelsikkel (snijwerktuig)
zwainkemotoragent
zwéjètzwaard
zweus of zwais (wordt ook wel eens als scheldwoord voor een vrouw misbruikt) zwoerd

9 opmerkingen

  1. De `o` wordt in het Rillaars niet met getuite lippen vooraan in de mond uitgesproken. Deze klank wordt zoals gewoonlijk in het Rillaars vanuit de keel met ontspannen lippen uitgesproken wat een klank geeft die zowat het midden houdt tussen een a en een o.
  2. Kammezool. Tot ergens in de jaren 60 droegen veel mannen die hoofdzakelijk handarbeid verrichten een vrij nauw aansluitende korte jas met lange mouwen en twee rijen knopen. De basisstof van deze jassen was grofribbig fluweel (veelal zwart of een andere onopvallende donkere kleur) . De vest of buis werd winter en zomer gedragen dikwijls in combinatie met een pantalon in eveneens grofribbig fluweel. Om de outfit volledig te maken hoorden hierbij nog een pet in dikke stof (de klak) en klompen (de blokke) . Degenen die het zich konden veroorloven hadden een kammezool voor door de week en één voor ' s zondags. Het kammezool werd als het niet te warm was, ook gedragen om handenarbeid in te verrichten. Vandaar dat de doordeweekse kammezool dikwijls met stevige stof versterkt was op o.a. de schouders en aan de ellebogen. Aanpassingen en herstellingen waren veelal door de echtgenote of moeder met naald en draad uitgevoerd. Het werd toen nog normaal geacht dat een volwassen vrouw daarmee wat overweg kon. Het woord kammezool werd ook gebruikt voor de jas van een kostuum of voor andere korte jassen die daar op leken.
  3. Koren pikken. Toen er nog geen of weinig pikdorsers (pikdeussers) waren werd het graan (bv. tarwe (tijrf), rogge (kore), gerst (gèst), haver (hoaver), ...) afgsneden met een soort zeis die op een korte steel met haaks handvat stond: de `pik of korepik`. Het koren werd daarbij opzij of opgeheven met een vrij lange haak op eenplatte steel van een goeie meter stond: de pikhoak. Het graan met stro werd door helpers (dikwijls de vrouw en kinderen) in bundels (de schoeëve) met stro samengebonden. Als het weer het toeliet werden de schoven tentvormig samengezet op het veld om het nog verder te laten drogen. Daarna werden de schoven met de kar naar de dorsmolen (deusmeule) gebracht of in de schuur op de dorsvloer (deusvloer) handmatig gedorst (gedeust) met vlegels. De graankorrels werden in het laatste geval van het kaf gescheiden in de wanmolen.
  4. Rillaar is thans tegen wil en dank een deelgemeente van Aarschot. De uitspraak van het Rillaars verschilt echter merkelijk van het Aarschots. De kenmerkende Vlaams-Brabantse platte aa van het Aarschots wordt quasi altijd vervangen door een oa of oë- uit te spreken als owa, resp. owe, zonder nadruk op de w.
  5. Sommige woorden in het Rillaars kunnen door buitenstaanders nogal eens verkeerd begrepen worden. Iemand uit Rillaar die achter zijn geile aftrekker vraagt, vraagt eigenlijk gewoon naar zijn gele kroonkurkwipper of vloerwisser. Even gevaarlijk dus als een Vlaming die het in Nederland over de liggende wip heeft.
  6. Tot in de golden sixties konden veel mensen uit Rillaar in eigen streek onvoldoende geld verdienen om rond te komen met hun gezin. Velen gingen dan ook geld verdienen in seizoenarbeid (suikerbiet, dorsmolens, ...) op landbouwbedrijven in Wallonië waar de harde werkers welkom waren. Zolang de fysiek van de vrouw het toeliet, vertrokken gehuwde koppels zelfs voor meer dan een maand samen, waarbij hun kinderen dikwijls werden opgevangen door de grootmoeders. Heel wat mannen lieten op permanente basis voor telkens één of meerdere weken vrouw en kinderen thuis achter om als boerenknecht in het Franstalig landsgedeelte te gaan werken. Daardoor komt het dat het Rillaars doorspekt is met nogal wat Franse termen die wel wat aangepast zijn aan het Rillaars taalgevoel.
  7. Weergoë heb ik steeds horen gebruiken door vrouwen als ze het enigszins formeel over hun echtgenoot hebben (vooral door de generatie geboren voor WOII. Het vindt zijn wortels waarschijnlijk in het middelnederlandse `wedergade` dat wederhelft, anderhelft, tegenhanger of gelijke aan iets betekende. Het woord gade bestaat trouwens nog steeds in de betekenis van echtgenoot.
  8. gebruik van het lidwoord een: ne voor een mannelijk zelfst. nw. beginnend met een medeklinker uitgezonderd de h, nen voor zelfst. nw. beginnen met een klinker of een h, indien voorafgegraan door bijv. nw. wordt rekening gehouden met de eerste letter van het bijv. nw; voor vrouwelijke en onzijdige naamwoorden ben ik er nog niet uit.
  9. zwainke De vroegere Belgische Rijkswacht deed motorpatrouilles in teams van twee. Ze waren algemeen gekend als zwaantjes - zwainkes in het Rillaars. Deze dienders - de Rijkswacht was eigenlijk een onderdeel van het Belgisch leger - in lederen outfit waren gekend om hun gestrengheid en dus vrij gevreesd door vooral de weggebruikers. Hun voertuigen waren blauwe Harley-Davidsons (Blue Electra Glide), waarop ze in een fiere zit rechtop, rondtoerden op zoek naar verkeerszondaars.