Overpelts

Overpelts bevat 68 gezegden, 1105 woorden en 3 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

68 gezegden

't hangt mich mèn kloete oetgeen zin hebben
't is sunhet is zonde
't vriest det krakthet is ijskoud buiten
boe trekt dé op?Waar trekt dat nu op?
boesie? dosie!waar is hij? daar is hij!
dè git och tigen oawe boksezolder / ... tegen ow zjatdat gaat helemaal niet
dé trekt op ginnen urgeldat trekt nergens op
der zit wa jimmy ophet werkt niet goed
die van os zit vulmijn vriendin of echtgenote is zwanger
dien hit oech stierekloétehij kan wat hebben
dik zijngenoeg geeten hebben
Doa wor ich hoorendul van!Daar word ik zot van.
doa zakt men boks vanaafNu breekt mijn klomp!
Doar krieg ik hut vliejgend schiejt vanDaar krijg ik het van op mijn heupen
e schoeë mèchtjeeen mooi meisje
er is vuur in de schouwgeboorte is nabij
gè hèt ' m geloaèje geraakt niet van hem af
ge ziet nie wiiesje bent niet goed snik
goan met dieje pèrdekoper vol voor gaan
gut van dieje wéég aafga van die weg af
heddet of kriedet?ben je helemaal?
hei dut ' m den dringer oanhij zet hem onder druk
hei hit 'm de levieten gelézenhij heeft hem de waarheid gezegd
hei lopt boe dé 't geliék ishij is gehaast
hij hit ginne nagel vur oan z'n koont te krabbehij heeft niets
hij is al de riêp aafhij is al weg
hij is in zén koont gebetehij is boos
hij is riëpe sniëhij is weg
Hij is zoe zoat as ne ZwitserHij is erg dronken
hij kiekt of want 't soep régenthij trekt een zuur gezicht
huft ouw puut ophef je voeten op
hurde gè nie?hoor jij niet?
Ich bèn zoe muuj as een moajIk ben uitgeput
ich bin dikIk heb genoeg geëten
ich bin hei nie geirik ben hier niet graag
ich bin zo muuch as een spekmoajik ben moe
Ich hem et och nog gezèètIk heb het je nochtans gezegd
Ich hemmet och nog zoewe gezeedIk heb het u nog zo gezegd
ich huf och onder aowe boksezolderik zal je eens...
ich koom drekik kom dadelijk
ich och oechik jou ook
ich wieget nieik weet het niet
ich zie er e koot inik zie het niet zitten
iemand dor zen kuulen rieeniemand zijn vriendin afsnoepen
iemand van késkeschietiemand die waardeloos is
in ouwe nakse stoanin uw blootje staan
inne ploeiin de plooi
is den ôs vet?veel geld uitgeven
kakke git veurt bakke oech al is den hoven heeitKakken gaat voor 't bakken ook al is de oven heet.
kriet nou toch 't vliegend schieetiemand tegenspreken
lup luête hangewenen
nenaawenotto en nenouwenottoeen oude auto en een nieuwe auto
nou zekt mich de stoof oêtnu breekt mijn klomp
nou zèkt mich toch de stoof oeettegenvaller
Nouw zèkt m'n stoof oêt!?!Wat krijgen we nu!?!
ouw boks hangt op half zeuvenje broek hangt laag
ow haand oétstékeje hand uitsteken
schèt toch oêthou toch op
schoept 'm nie tiggen zèn schinkenleg hem niets in de weg
thoes in hoes zit een moes onder de toffelthuis in huis zit een muis onder de tafel
tis veulste loathet is te laat
Trekt nie zoen lank gezeechtkijk eens niet zo boos
trekt ouw boks optrek je broek omhoog
vegt uaw vut aaf!voeten vegen!
wa hauwe wa we wouwenWe hadden wat we wilden
widde gèt?weet jij het?
zet er de zuk is inloop eens wat sneller
zoatnoat! toafel 2ober! tafel 2

1105 woorden

aolleberen bosbessen
boegezekoek boekweitkoek
buukske boekje
dinken denken
flag graszode
hoeveul hoeveel
ich zie er e koot in ik zie het niet zitten
kêis kaas
mèchtje meisje
piepke bergen verstoppertje spelen
proemen pruimen
schiejt diarree
suur schommel
thoes thuis
zeuven zeven
'n almenakkalender
'n peirpeer
's mûrges's morgens
't hobeshobos
't huuskewc
't kootde gemeentevijver
't LinneLindel-Hoeven
't miezerdhet motregend
't rouwsteongeveer
' t hoeshoawen doen (met langgerekte oe) dagelijks werk in het huishouden
' t huisketoilet
' t huuskeWC
' t is gin kloete wèrdhet is niets waard

A

aafgepeirdgeslagen
aafstrie'enontkennen
aagt8
aan de platte ziendiaree
aawtoud
aawt iêzerschroot
afgèveafgeven
afseitbuitenspel
akkubatterij (auto)
alle honsgezeiketelkens
allemoalallemaal
altiedaltijd
altiejtaltijd
alzeleveal heel lang
ambetaantvervelend
ambetanterikvervelend iemand
ampoellampje
aolleberenaalbessen
aolleberenbosbessen
appelspiesappelspijs
arrigraar
asals
as ge dè mè witZeer zeker
audmennekeshoes (lange oe) rusthuis

B

bagbig
bakkesmond
banoanbanaan
basèngwastobbe
bè menier van sprèkenbij manier van spreken
bêddeleirbedelaar
bedongdrinkbus
beerbes
bekbakken
bekanbijna
bekansbijna
BelsBelgië
belsjemienenseringen
belzemienenseringen
bèrrevoetsop blote voeten
beuhsbos
beukenwenen
biejmuskemeesje
biekurfbijenkorf
biêtenbijten
bij drikadelhaize in het lindel
bikskebeekje
billekeprentje
bilsdwarsligger (spoor)
binben
bitskebeetje
bleûrbladeren
bliêkbleek
bluikeblaadje
blukskeblokje
blûtbloed
bluumpkesbloempjes
blümkuelbloemkool
boewaar
boe wonde gèwaar woon jij
boeëwaar
boegezekoekboekweitkoek
boêkbuik
boekerijbibliotheek
boêksprêkerbuikspreker
boëmboom
boemei dèwaarmee
boemei kumt déhoe komt het dat
boes iewaar is hij?
boesiewaar is hij
boessie?waar is hij?
boeten (langgerekte oe) buiten
boeveurwaarom
BoeweWaar
boewetboot
boksbroek
bokse tèsbroekzak
boksebaandbroeksriem
bôlbal
bollekerknikker
bollerikenbollerikken
bonte meldervlaamse gaai
booipolitieagent (vroegere gemeentepolitie)
bosberenbosbessen
bôssokkerkandijsuiker
botskom
bottenlaarzen
breembrem
brejiezersbreinaalden
breuikebroodje
brikkelenspelen (bruut)
broenbruin
brôkklokhen
brombeerbraambes
brujenbroeden
bruurbroer
bûlballen
bullingbloedworst
buukskeboekje
buulbroodzak
BuulBudel
buulkeplastic zak
buulkezakje (papier)
buûmbomen
buurtenbabbelen

C

chokloatchocolade
consjuusiets doen alsof
coszetcorset
crèmeijs
crèmekèrIjskar
culeschoujschaduw

D

da zal ouw strump voarenda zal uw gat varen
datdadel (vrucht)
de blümkes waeter geivende bloemen water geven
de fietsepoadfietspad
de geitekieézelSellekaertstraat
dè is er iene van keskeschietdat is iemand van niets
de kieézellindelsebaan
de lang kieézelleopoldlaan
de lange kiezel (met lange ie) Leopoldlaan
de ringringlaan
de Seppefietsenmaker
dè wicht kan gin boks om her liejef verdrageDie vrouw is nimfomaan
denvloer van schuur
den eigenèrde eigenaar
den HaltHeide (gehucht)
den hiele santebeklangde hele boel
den hiele santeboetiekde hele boel
dèrmdarm
deulduizelig
dèzegdinsdag
dichje
dichjij
Die van hei neffeDie van hierlangs
die van mich, die van oasmijn vrouw
die van oasmijn vrouw
dien hit é koot in z' n han (langerekte a) iemand die geld verspilt
dierehinnekelieveheerebeestje
dikke pensdikke buik
dikoêrbof
dilftenbladluizen
dinkendenken
dinzigdinsdag
do krieg ich krullekespis van, do kroepen oew nastels van oet ouw schoenzenuwen (dat werkt op mijn zenuwen)
doadaar
doassteekvlieg
dobbeldubbel
doefduif
doemduim
doevekoot (lange oe) duivenhok
doeven (gerekte oe) duiven
doëzendozen
doêzend1000
dômpendampen
donderonweer
donderigdonderdag
doompdamp
dos iedaar is hij
douvinduivin
douwenduwen
drasbezinksel (in koffiekan)
drei3
dreidrie
drêkdadelijk
driêvendrijven
drijkabberseflesdrievierdenfles
droevendruiven
droevewiegertdruivelaar
drujegkaasdroogkast
druugdroadwasdraad
druûgspelwasspeld
dulperdorpel
dulper (u = als de e van je) dorpel
dûrrepeldorpel
dut die plank in da kootdoe die deur dicht
duut nie zoe onnujezeldoe niet zo onnozel
duvelsoda
dweirsdwars

E

e bèkskeeen bakje
e katteweskezich vlug wassen
e klied (langgerekte ie) een kleed
e kooteen gat
e kulekupkeeen kikkervisje
e liek (gerekte ie) een lijk
e onderliefkeeen onderhemdje
e spierke groaseen grasspriet
eekazijn
eekkeurke (Linnels) eekhoorn
een heemeen hemd
een henvelkeeen hand vol
een hoeimiet (ie langgerekt) een stapel hooi
een mojeen made
een poert loatenwind laten
een puljonge kip
een suureen schommel
efkenseven
eh netjeplastiek zakje
eikemulderMeikever
eirbeeraardbei
eirpelaardappelen
eirtaarde
êksprêsvrijwillig

E

elastiekskeelastiekje
elentriekelektriciteit
elk hondsgezeiktelkens
elkeskier opnouwaltijd opnieuw
elkoarelkaar
en moerfluitketel
ênneneenden

E

ensêlenkoppig zijn
ensêlpoewikkoppig iemand
er wermkes een zittenwelgesteld zijn
ermarmen
ermebedelaar
esals
èten / schofteneten
êttelekeenkele

E

eulenklaproos

F

fietspaedfietspad
finkelenmet vuurke spelen
finkelenspelen (met vuurtje)
fistenfeesten
flaggraszode
fletsenknuffelen
flierefluiternietsnut
florrecienjicht
fluusteren / fezelenfluisteren
foersvork van een fiets
frèrem
frotteproppen

G

gaffelhooivork
gateautaart
gauwstômpaardenbloem
ge moet mich gin bluskes wiesmaken (langgerekte ie) ge moet me niets wijsmaken
gebrujersbroers
geget?gaat het?
geitekiezelsellekaertstraat
geîvengeven
geleiconfituur
gelliejullie
gemèntgemeente
gendermrijkswachter
gèregraag
geschroefeldgeschaafd
getuugbestek
gevuggelgevogelte, vogels
gezetkrant
gi ziet het unt begèèjeje maakt het te bont
gistergisteren
glaotigglad
gloasglas
gloazen / pintenglazen
goei boterboter
goei vrouwvroedvrouw
goei vrowvroedvrouw
grelligindrukwekkend
griêsgrijs
grillenhekwerk
groesGazon of gras
groesgrasveld
grômmesvallen van harde woorden
grotskloêtverwaand iemand
gruiengroeien
grûngroen
gruun kuulwinterkool (groene kool)
gudde mejga je mee
gut oanHet is niet waar
gut oet de weegga aan de kant

H

haan (langerekte a) handen
haandhand
had oaw bakkeshou uw mond
had oawe smoel!hou uw mond
had oew bakkeszwijgt
haddochhou je goed
hamfelhandvol
HARMONIKATREKZAK
hat ouwen teutHou uw mond
hawshandschoen
hawsenhandschoenen
hedde gèheb je...
Hedde gè t'em nog geziien?heb jij hem nog gezien?
heemhemd
heggeschool hâuwenspijbelen
hèilangslangs hier
heîrdvloer
heirenteiren (toëng) haagbeuk (haag)
heîringharing
hèjhier
hêlgezond
hemelbistjelieveheersbeestje
hemelopvoortdurend
hemmehebben
hemmenhebben
hennigbehoorlijk
henniggemakkelijk
hennigknap
hêrscharnier
hèrtgrond
hespham
hètheeft
het schiejtdiarree
heumhem (ac. van hij)
heurhaar
heuventuinieren
hezerkeheesakker
hielegaanshelemaal
hiezelijzel
hij kriegt ze gemètehij krijgt er van langs
hinnekippen
hinnekootkippenhok
hinnenhennen
hit de witte koe gekalftveel uitgeven
hoarhaar (hoofdhaar)
hoarspelhaarspeld
hoarthard
hoashaas
hobbûshobos
Hoe zieget oet?Hoe zit het?
hoejmiejthooimijt
hoejmiethooimijt
Hoes (langgerekte oe) Huis
hoeshaawe (langgerekte oe) gezin
hoeveulhoeveel
hoezerhuizen
homeshoogmis
hônhonden
hoofgroententuin
hoofMoestuin
hooftuin
hooftuin (voor groenten)
hoolhol
hoondhond
hoorendulZot
horsvliegenraam
houterenhouten, van hout
houw-mouwwervelwindje
hôventuinieren
how-mowdraaiwind
huffenheffen
huft dè is emoëghef dat eens op
huis (huijs) huizen
HuiskeWC
hujhoeden (hoofddeksels)
hujenhoeden (schapen)
hultgracht of beek
hultsloot
humssluppentreuzelen
hunhonden
hupkehoopje / ruben sleurs
huufknikker
huukskehoekje
huvenknikkers

I

ichik
ich bin de kloeten opik ben weg
Ich bin ewég / pleiteIk ben weg
ich guj ne hoësik ga naar huis
Ich hem 't och nog gezeedIk heb het u nog gezegd
ich kiek schèèl vanne hongerik heb honger
ich wiët nie boe dè isik weet niet waar dat is
ich zee 't hum nogik zei het hem nog
ichochoechik u ook
ie lupt tigen de laamphij loopt tegen de lamp
iejenéén
iejerlijke vinnereerlijke vinder
iên1
iergistereneergisteren
IEs (langgerekte ie) IJs
iêskâsfrigo
iezelijzel
iezerijzer
iieel koi mèchtesCLEP
ikkeleikel
inkbiegelkeeekhoorn

J

jankenwenen
jeungskekleine jongen
joatja
joenajuin
joeng (langgerekte oe) ui
jongkind (jongen)
jukseljeuk
jungkinderen

K

kaampwieltandwiel
kaaskast
kabbelstrangmotorlier
kakschoolkleuterklas
kappestranglier
kapstêlhakbijl
kastrolkookpan
katteprulkatapult
kauedieekkadijk (gehucht)
kedakfototoestel
keiskaas
kelleverkervel
kenienkonijn
kerpoewtbalkenbrij
kèskekastje
ketvork
kêtjekatje, jonge kat
ketjespeulruzie
kêtjesspeulkatjesspel, rollebollen
ketsbûlkaatseballen
ketsenkaatsen
keumtkomt
kiekekijken
kierskers
kiersenkersen
kiêzel (lange ie) asfaltweg
kiezelboeêm (mv. = kiezelbuûm) bomen naast steenweg
kinsdement
kiskassenkoken, in de pot roeren
klaampblok hout
klaamphout blok
klakpet
klammigvochtig
klamperroofvogel
kléi mennekekleine jongen
kléigeldkleingeld
klènnebaby of klein kind
klèrigkwaad, kolerig
kletskopkale man
klierklederen
klinsterlijster
klinsterbeerlijsterbes
klitskoekdrop
klochtgroep
kloe-etteelbal
klôkskesakelei
kloompklomp
kloonoverall
kluppelstok
klusterklooster
kluurbord (soep)
kneijeknieen
knèjknie
knepkemuntstuk 5 centiem (oude frank)
knienkonijn
knienkonijnen
knien (korte ie) konijnen
knienskeutelsuitwerpselen van een konijn
knienspiêpkonijnenpijp
kniêpzakmes
knikkerkniptor
knoêjenmorsen
knoêpknoop
knoet (langgerekte oe), pingierigaard
knookbot
knubbelkesvloai / potsokkervloaisuikervla
knupkeknoopje
knupskoatknoopsgat
koarsmisKerstmis
koatkwaad
koatingkadijk (gehucht)
kobojkauwgum
koeêpkuip
koel (kroêtekoel) kuil
koetsjoewe bottenrubber laarzen
kofrefôrbrandkast
koi wieefboze vrouw
koj klier (lange ie) oude kleren
konzeirtoneelspel
konzjuûmloon (14-daags)
kooj boksslechte broek
koolputtermijnwerker
kootgat (kleding)
kopbreikeskopzorgen
kopspéllekeskopspelden / naaispelden
kopspellekesnaaispelden
korenrogge
korseekorset
kôrt-oerbengel
kotsespugen (overgeven )
kotsenovergeven
kowetgat
kowetgroot gat
krapoeètbalkenbrij
krapuuluitschot
kresterenhaken (handwerk)
kretsdêremvervelend iemand
kretsenkrabben
kreûrrenner
krienselgraanafval
krienselkespiszenuwen
kriêtkrijt
krinten mikskerozijnen brood
kristerenhaken (handwerk)
kroêdkruiden
kroeênekroankraanvogel
kroeëtBiet
kroeêtenbieten
kroenselenstekelbessen
kroêpenkruipen
kroêskoolhoutskool
kroeten (gerekte oe) bieten
kroewagenkruiwagen
krollenkrullen
kronselenstekelbessen
kroompkrom
krouwselhuidziekte
krouwselhuidziekte (soort)
krumpenkrimpen
kruusdaagkruisdagen
kuierewandelen
kuijkoeien
KUJELHOASSNUL
kûlkoel (fris)
kuleköpkekikkervisje
kuleschoischaduw
kulle schoajkoele schaduw
kullekupkekikkervisje
kûmkekommetje
kupke schietenkoprollen
kûpperduiver
kurtjekoordje
kurtje springentouwtje springen
kustrekselkussensloop
kutjegat (klein)
kuukkuiken
kuukskekoekje
kuulkool
kwakvôrskikker
kwartjemuntstuk 25 centiem (oude frank)
kwiêtkwijt

L

laanklang
lampedèrschemerlamp
langekiêzelleopoldlaan
langengeven
larslarge
leeilenden
lêmekelam (schaapslam)
lemkelampje
liechtlicht
lieënlijden
liefverloofde (juffrouw)
liejegerlager
liêkesliederen
lierladder
lievedwasgoed
lieverdspelwasspeld
lievet (lange ie) ondergoed
liêvetmaânwasmand
lievetmandwasmand
linneseboanlindelsebaan
litskerekkertje (elastiekje)
loatlaat
lôchtwoepster
loemel (boêtelans dûrp) lommel
loêpenlopen
loldikke vlieg
lopt ne de vantjesga weg
lujenluiden (van klokken)
lup / luppenlip / lippen
lûsterengehoorzamen

M

macadamasfaltweg
mansluimannen
marchandiestgoederentrein
matras van peltslet
mazoetstookolie
mechtjemeisje
medalliemedaille
medieëmendadelijk
meizoetjemadeliefje
mèrretmarkt
mèsdienermisdienaar
mestrofhet erf (de oprit)
mèstroffbinnenkoer, erf boerderij
meugenmogen
meulenmolen
meurre'genmorgen
michmij
miensmens
mikwit brood
moajèMaar neen
moes (gerekte oe) muis
moes (langgerekte oe) muis
mojer, monmoeder
mokmist
mombakkesmasker (carnaval)
mondigmaandag
mondmeziekmondharmonika
monikaharmonika
moo-ndigmaandag
mooie radioradio Signaal
mooie radioSignaal radio
moondmond
moondmuziekmondharmonica
moosafvoer
moosberenzwarte bessen
morseikesmieren
morzeikmier
muismuizen
muldermolenaar
mulderinmolenaarsvrouw
murfgaar (groenten)
muttekalf
muttertgebonden takken hout
muttertmutsaard
muttertmiet (langgerekte ie) houtmijt
muugmoe
muujmoe
muzestrontjeshagelslag

N

naftbenzine
nastelschoenveter
ne Jan men kloeteniemand die hoogvaardig is
ne keboykauwgom
ne kenien (lange ie) konijn
ne klaampstuk hout
ne kwakvorseen kikker
ne man of ettelikenkele mensen
ne nakse vèntblote man
ne poestgraszode
ne pompebakaanrecht
ne schobbejak, ne voellerikonverzorgd iemand
ne stiejensteen
ne sutjièneen BH
ne tutterfopspeen
ne vent en e vromesman en vrouw
ne weegeen weg
negenoêgprik (zuigaaltje)
nen doejeeen dode
nen tufeen brommer
nèrpèltneerpelt
nestel / nastelveter
neuzikschouderdoek
nieniet
nijigsnel
niksniets
noatnat
noei (langgerekte oe) tegen zijn zin
noeit nienooit
nog nie bekansnooit
nouwnieuw
nouwsnieuws
naar
nullekesnaaispelden
nutjenootje

O

oaleberenbosbessen
oalikgeheel, onbeschadigd
oegenogen
oerenoren
oétstékeuitsteken
oewtschampenuitschuiven
onnuttigniet netjes, onnet
ontreentongeveer
op de blijk leggenbleken (door de zon de was laten bleken
op de pof koëpenop krediet kopen
op den eirdthuis / bij ons
op den Hollanderin Nederland
op gank goanop stap gaan
op zên hoewke zittengehurkt
op zijn hoeke zittengehurkt
op zuukop zoek
opnowopnieuw
orrigraar
ôssemadem

O

ottoauto
ottobènautobanden
owje
ow vuutuw voeten

P

paddegerijlkikkerdril
Pannekoekpannekoek
passevanggeleidebrief (douane)
patattenaardappelen
pé / peteredooppeter
pedermjachtvergunning
peegrootvader
peeidooppeter
peeigrootvader
peentpint
pèèrdpaard
pèèrdekoerspaardenrennen
pegwasspeld
peijrdpaard
peingpijn
peirspaars
peirtjesmeulenpaardenmolen
peîtdoopmeter
peitgrootmoeder
pejkepaadje
Peltoverpelt
PelterOverpelts dialect
penaisduimspijker
peneeponney
pennemêszakmesje
pensbreekijzer
per deremvis- jachtvergunning
perjânhaantje de voorste
pêrsbonenlabbonen
pertangnochtans
pertrettentrekkerfotograaf
petaatparelhoen
petazieaardappelenstomp
petentfietsenplaat
petreldwarsbalk
pettazziestampot
piekwasspeld
pielke jagenzoektocht houden
piepke bergenverstoppertje spelen
pieringregenworm
piersenperziken
piezemapyjama
pilbatterij
pinnekesdroadprikkeldraad
pinwaarkamerjas
pisbloempaardenbloem
piskootritssluiting (broek )
pitsenknijpen
pitslaampzaklantaarn
pitslampzaklamp
plakplaats
platte kakdiarree
platte teluurbord (aardappelen enz...)
plaveturenrolluiken
plekkenplakken
plekkerstukadoor
pliespolitie
ploempluim
poalpaal
pôasenpasen
poeetenwortels (groenten)
poeétenpetaziewortelstamppot
poeierpoeder
poeiernaksnaakt
poestboomstronk
poetsmuts
poetskepuistje
poetszakknapzak
poetzakboterhammen (om mee te nemen)
poewetwortel
poewtestoomp / poewtepetaziewortelpuree
poorporei
pôotwortel
portefulportefeuille
portretfoto
potlepelpollepel
potsmuts
prakezerennadenken
prejânhaantje de voorste
priesstopcontact
proempruim
proemenpruimen
protappelmoes
protappelspijs
protchicorei (koffie)
pruukpruik
puikepaadje
puikeweggetje (klein)
pulkepaaltje
pulleftpeluw
puntdroadprikkeldraad
putje bojenpootje baden

R

radieskesradijsjes
reikhark
rejoalovervloedig
relsrails
robberkeheggemus
rochelgeirdovenkrabber
roeje kuulrode kool
roetspoorweg
roêtvenster
roethuiskebareelhuis (overweg)
rontelumaanleg rond het huis, rond de omgeving, rondom iets...
rûtspoorweg

S

sawssaus
schaampspotprent
schèèle zieveronnuttige praat
scheîldeksel
scheirschaar
scheireslieperscharenslijper
scheiten (langgerekte ie) kakken
schèlfthooizolder
schellefthooizolder
schelleftZolder in schuur
schêrkras
schèren of reikenrijven
scheuepschapen
schiejtdiarree
schieten (lange ie) kakken
schieterij hebbenbuikgriep hebben
schinkbot
schitsbuskestukje hoog gras in koeienwei
schobbejak, voelderikonverzorgd iemand
schoefelkeschoffel
schoêïerbedelaar
schoên (langgerekte oe) schoenen
scholkstofjas
scholkvoorschoot
schollekschort
schop / schubkeachterbouw
schotelvodschoteldoek
schotelvodvaatdoek
schreejen, beukenwenen
schreûwenwenen
schriefboek (langgerekte ie) schrift
schrieveschrijven
schuifafglijbaan (speeltuin)
schuip huuienschapen hoeden
schupspade
schuufaafglijbaan
SCOMMELSUUR
sebietdadelijk
seffesdadelijk
seffes zitte mèn tesse volhij is aan het liegen
sepapventiel
servetuutwigskeToegangsweg (perceel)
shottevoetballen
sjakoschhandtas
sjalsjaal
sjiekkauwgom
slekslak
sletsslipper
sleunensnoeien
slibberenglijden op ijsbaan
sliek (Lange ie klank) slijk
slipperboanglijbaan (ijs)
slipperboanijsglijbaan
sloêt, hultbeek, sloot
sloffenpantoffels
smaauwtkoolzaadolie
smoelmond
snieërlibel
sniejensnijden
snijerlibel
snipperboënensnijbonen
snipsnuuwpoedersneeuw
snotvotszakdoek
snuffelsanjers
snuiensnoeien
snuiksnoep
soaves's avonds
soepapventiel
sôkkersuiker
sopsoep
spaaienspitten
spekmoîemelt
speulbalspeelbal
speulbôlspeelbal
speulespelen
speulplakspeelplaats
spoaienspitten
spôjenspitten
sprietwaterspuit (tuin )
sproete (lange oe ) spruiten
staank vur daankstank voor dank
stéchelenruzien
steggelendiscussieren
stekkeduskeluciferdoosje
stekker trêkkensnoeien (bos)
stekskeslucifers
stêllekestalletje
stieëvert (steenvaart door beek) astridlaan
stieëwicht (steenweg) Napoleonweg
stijlenstelen
stintjepompebak
StoeferOpschepper
stoepvoetpad
stofveigenstofvegen
stoofkachel
stoofiezer (langgerekte ie) kachelpook
storkpoomphydrofoorgroep
stôsiestation
straankruggegraat
strangeng (te)
streek (zeis) wetsteen
striekiezerstrijkijzer
stroatemesthuisafval
stroêjstro
stroêkstruik
stroewepsiroop
stropleng
strowebsiroop
strujepenstropen
struukstruiken
struusstruis
stûkskestokje
stumpkesigarettenpeukje
stutenopscheppen
stuulstoelen
subiet, sevesseffens
suntijèBH
suurschommel

T

Tapt m is afDoe eens door
tdurp (het) dorp (het)
tèj vliejestaai vlees
tektakken
téleviesiekeske; 't keskeafstandsbediening van tv
telleviestelevisie
telmachienrekenmachine
teluurBord (om uit te eten)
teluureetbord
temberpostzegel
terftarwe
tèsbroekzak
tèszak (in een broek)
tettezjeirBH
thoesbij ons thuis
thoesthuis
thunitbij hun thuis
tierehinnekeLieveheersbeestje
tierhinnekeleliehaantje
tjoektjoekerleurder met matten (arabier)
tluursoepbord
toavontvanavond
toemetnaoogst, hooi
toenheg
toen (lange oe) tuin
toênghaag
toêngheg
toffeltafel
toffellakentafellaken
torpedoterugtraprem
tot in den proemetieettot nog eens
touwdicht
touwtoe
traveîroverweg (treinspoor)
trekkenfotograferen
trienselentreuzelen
triko, ploverpullover
troefelschop
troelastom meisje
TrontinetStep
trôssnôffelsduizendschoon
tuffenspugen
tuffermoto
tûlietthuis bij u
tullietbij jou thuis
tumbpunt
tumppunt
tunnetthuis bij hen
tunzjustdaarnet
tuptip
turneviesschroevendraaier
twiëe2
twiejetwee

U

u Peltstopke moakeEen frietje gaan eten bij wijlen frituur Pelt (rip)
uilskuukenuilskuiken
ulger (u = als de e van je) orgel
ummeremmer
ursteeerste
uuluil

V

van mè gelègvan mijn erf
vanèèropnieuw
vanhèropnieuw
vannen ArsAerts
vegt ow vüt aafvoeten vegen
veirsvaars
ventenmannen
vèrigklaar
vèrigklaar, gereed
verkevarken
verkeskeuvarkenshok
verkeskeuvarkenskot
verkeskeuivarkenshok
verkeskuivuilerikken, viezerikken
verketvork
verkirtverkeerd
verkwekkenverklikken
veronzjoerenvernielen
vèrshiel
vervèlende poetzakvervelend iemand
verzoepeverzuipen
vèttige doemmelsvettige vingers
veugelkevogeltje
veulveel
veurvoor
veur schuppegek stoanvoor gek staan
veurbijkomerpassant
vieftienvijftien
viegvijg
visgèrevislijn
vismojerwatertor
vleujvlooien
vloajtaart
vloajvla
vloujvlaai
voebalvoetbal
voel (langgerekte oe) vuil
voel hotslecht vrouwmens
voelerikvuilerik
voelicheitafval
voelkèrvuilkar
volk van keskeschietmensen met weinig aanzien
vorse grûntenverse groenten
vrè-digvrijdag
vrijerverloofde (jongeman)
vromesvrouw (echtgenote)
vroonkkink (in de kabel)
vrûgereertijds
vrulliemeisjes
vrullievrouwen
vrumesvroegmis
vuddekewashandje
vugt oggedraag u
vulofiets
vur nen èveveulnutteloos
vurwawaarom
vuuchtochgedraag je

W

wa nen hekseketelwat een rommel
waasmesjienwasmachine
wagewiêtdeur helemaal open
waslepkewashandje
weegweg
weerklaankecho
weerliechtbliksem
weerliechtonweer
weerliechtenbliksemen
weirsniet goed gezind zijn
weirstegendraads
wèrremwarm
wèrrem waeterwarm water
wichtkind (meisje)
wichterkinderen
wiezoals
wiêfvrouw
wiênwijn
wiêtver
wigskepad (paadje)
wigskeweggetje
wim van de huyerverver
winterkuulwinterkool
woaterwater
woaterspinvijverloper
woenzigwoensdag
woenzigenoavondwoensdagavond
woffelwafel

Z

zaawtzout
zaenroom op melk
zagebeirzeurpiet
zandstroatbergeikseweg
zedde gijben jij
zeezei
zeegtam
zeiteems
zeik varenveld bemesten
zeikeurineren
zeikpotWC
zeikton, bèrtonaalton
zeisiezeis
zeitelzetel
zekzakken (bv. van aardappelen)
zekskezakje
Zeuve7
zeuvenzeven
ziede gèben je
ziejelkoord
zjang van den arsdorpsfiguur
zjantvelg
zjantenautovelgen
zjatkoffietas
zjattas
zjiepkegommetje (snoep)
zjiersmus
zjirshuismus
zjuusvrederechter
zjuustjuist
zoalzadel
zoanroom
zoatdronken
zoatzat
ZoatnoatJorian Willems
zoepezuipen
zoeplap (langoe uitspreken) dronkaard
zoerzuur
zoer proemzure pruim
zoewezo
zonnigzondag
zoogzeug
zot geliek een klinkgek als een deur
zouwgreppel (in drassig weiland)
zuksokken
zûtzoet
zutterigzaterdag
zwaarsrand aan spek
zwâlftenzwaluwen
zwarte meldermerel
zwiechtzwijgt
zwiejethaanzweethanden
zwiejetvuutzweetvoeten
zwiersafgeroomde melk

3 opmerkingen

  1. Piskoat dut ow piskoat tow. Doet u rits toe
  2. Taalgebruik van vrachtwagenchauffeurs
  3. perderem = permission de porter d'armes