Epers

Epers bevat 68 gezegden, 1214 woorden en 8 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

68 gezegden

(De meeste mensen gaan dood in bed) gekscherend gezegd als iemand aangeeft naar bed te gaan.Op berre goat de meeste mens'n doohd
`Alle bate help wat`, zea de mugge en pissen in de zeealle beetjes helpen
A' j noe deur de hond of de katte e' beet' n wod, t' is allebeide niks.Politiek is gemeen
as ut half kan...graag gedaan zien (evt.van ander)
As-t nie kan zo-as 't mut dan mu't-ma zo-as 't kanWe moeten roeien met de riemen die we hebben
Da's een zaekien veur Zutphen.Dat wordt een rechtszaak.
dah kump weh...Daar is geen haast bij, Dat is geen prioriteit.
de blauwe stoepe opgoantrouwen
de dûvel drit altied op de grootste hoopDe rijken worden het meest bevoordeeld
de koeh wordt melkde koe moet kalven
de nach is veur ut ongedierte's nachts hoor je op bed te liggen
De smerigste vrouw'n heb de laekkerste koffieVan een schoon bord kun je niet eten.
De witte biej'n vliek (De witte bijen vliegen) Het sneeuwt
Die vrouwe is zo gries äs 'n dôeveDie vrouw heeft grijs haar
Doar is der ene van em an 't blad häärkenHij is niet helemaal goed bij zijn verstand
domme veerljoareerste drie maanden van een baby, als deze veel slaapt
droadneagel, ik sloa oew in de mûregezegde tegen eigenzinnig persoon
dät is zo läkker, iej zollen oe der an tebässen eatenzich ongans eten
Dät kan net eender wat wééznDat kan van alles zijn
döppiesbore, deboor van klompenmaker voor de klompmaten 13, 14 en 15
Een Rooi'n. Hee is zo rood as een krallePVDA'er
een vel van ' n deerneVervelende meid
Et melk nog wat noa (gezegd als een regenbui bijna voorbij is) Het druppelt nog wat na
gien spek zonder zwoaregeen spek zonder zwoerd
Goa toch niet zo te wäärkega niet zo te keer
Gôat toch noa bedde, iej zitten doar mit zokker dòpogen te kiekenOgen moeilijk openhouden door slaapje
Gòttelse moateroyale maat
grotmoe zat wat te doesteren in eur stôelOma zit te dutten in de stoel
Heb ze in Heerde ôk bult'n in de weg?hebben ze in Heerde ook verkeersdrempels?
Hee hef achteran esstoan met 't uutdeeln van 't verstand.Hij is ontzettend dom.
Hee hef pik in de mouweHij is erg sterk
Hee häd de zwoeng der goed inHij had de vaart er in
Hee is t'ur met een koore hen-evaarthij is er met een kar naartoe gereden
Hee kan zien eigen beunties wel döppenHij kan zijn eigen boontjes doppen
Hee krig et van 't wäärken ok niet in de rugge/ hee hef ut waark'n ok niet uutevun'nHij is lui
Hee kröp iederene over de ruggeHij probeert door iedereen te vleien, iets te bereiken
hee kump altied ächteran drietenhij is altijd de laatste
Hee slöp ächteranHij heeft niets in te brengen (in huwelijk)
Hee was oarig krange in de huudHij was behoorlijk tegen de draad in
Heuj an de kirreHooi op een rij
Ie wordt altied bedonderd deur fien'n en motrééng (door beiden wordt je ongemerkt genaaid)Waarschuwing voor overdreven vrome broeders
Ik bin vandage wat droa in 't liefik voel me niet zo lekker
In Attem eb ze een untien in een ukkien met wat eui d'rinIn Hattem kunnen ze de H niet zeggen
in de knupin de knoop
loop hen drietenloop naar de maan
mit Gòttelse käärmse (nooit, de buurtschap Gortel had geen kermis) met Sint Juttemis
Op 't kleine bladBekende fietstocht Epe
speur'n / ik kan oe zo speur'n met die modderpoot'nvolgen (dankzij spoor) / dankzij jouw modderschoenen kan ik je volgen.
Stemm'm is een ander op ut peerd help'm en d'r zelf noas goan loop'm.Democratie is een illusie.
Toe ik veur de eerse keer weer van bedde moch, wak ik nog wel wat zwiemelig (zwiebelig) Toen ik voor de eerste keer uit bed mocht was ik wankel (onvast)
Van oaver de bultVan de NW-Veluwe
veur ' t hele zwiksien kreen ik mä ' n eurovoor de gehele partij kreeg ik maar een euro
volns mie krie-we een buje /rééng. (volgens mij krijgen we regen)De visite mag wel weer naar huis
wa bin' k vedage toch poesterugik voel me wat suf vandaag
wat 'n mooie poppe (of pöppien)wat een mooie baby
wie goat anderwegg'nswe gaan verderop
wie heb geen lich meerde stroom is uitgevallen
wie noa de bliksem wil, mut bie de donder veur de deure langsiemand die veel vloekt
wule bint moat'nIk ben bevriend met hem / hun
zee vochen äs leeuwenzij vochten als leeuwen
zie neijt oe woa'j biestoatZe zijn heel gemeen, slecht
zo fien äs gemalen poppenstrontrechtzinnig of orthodox zijn
Zo traag / droa as dikke stront teeng de bult opErg langzaam
zuunig wéén en 't geld verzoep'mverkeerde zuinigheid
Äj eileavers wilt verzûken, zuj eers veur kikkers zörgen muttenAls je niets weggeeft, krijg je ook niet terug
Äj zo nauwe kiek, kuj in Gòttel nog niet wonenAls je zo precies kijkt, kun je nergens wonen
Äs 't mit Pisgrîete reagent, reagent et zes weake ächter mekäreAls het met Sint Margriet regent, regent het zes weken achter mekaar
Äs et niet an de fiejôele lig, lig et wel an de striekstokEr is altijd wel een reden te vinden

1214 woorden

(ie / wule) bintjij bent, (wij) zijn
goan gaan
gres gras
karke kerk
kuul'n rollen
veule veel
ächteran achteraan
's nach'ns's nachts
's nachens's nachts
's noamiddugs's middags
'shaearefsin de herfst
't understeboam'mondersteboven
'tundersteboammondersteboven, op de kop.
(vaarf)bostel(verf)kwast
1 : letterlijk : kop of heuf (kopzeerte) 2. fig : hoof (hoofstroate, hoof van 't gezin)hoofd
1. Met bijv. discussie :geliek
2. Met bijv. grond of gelijke uitslag wedstrijd (bijv. voetbal) : lieke
gelijk
áal, reeds (verkorting)

A

a´moaallemaal
à-geeh'nd. (in 't geheel niet (helemaal niet

A

aakligakelig
aaltemestvocht, gier
aaltenkeldergierkelder
ááns gangs mee wéénergens mee bezig zijn

A

achacht (telwoord)
ách geem'm opin de gaten houden

A

achteacht (telwoord)
achtereersachterstevoren
affecerenopschieten
affeinenfin
affereaffaire
àkkermännechien (witte) kwikstaart

A

alderbässendheel erg
alderiejeekusontzettend
allemoaleallemaal
allensalles
allichtevanzelfsprekend
alloziekettenhorlogeketting
alteroasieopschudding
altiedaltijd
ammoaallemaal
amperannauwelijks, amper
ampessanonderwijl
ampät, een ampätt' napart, een aparte, vreemde, wazige
anaan
an-enöm'maangenomen
anbänz'naansporen, aandrijven,
anbänzenaandrijven, aansporen
angoanaanslaan (geplante bomen)
angoante keer gaan
anhaal'naanhalen
anhissenophitsen
anhòldbemoedigen, troost, afleiding
anhòlderaanhouder
ankomm'maankomen
ankrĭeg' naantrekken
ankrummel'naantobben
anlieken, lieke maahk'ngelijkmaken
anmaakn (wule muttn anmaakn, de oamp kump d'r an)haasten, opschieten
annemm'maannemen
anrikkemederenaanbevelen
ansloanblaffen, aanslaan
anstrieken (bij) schilderen
antrekkenaantrekken
anvalligaantrekkelijk
AoveriesselOverijssel
Apedoo' neApeldoorn
ApeldoorneApeldoorn
asals
asseas
asseas (verbranding)
auteuchienautootje
azienazijn

B

b'reurtehersenbloeding
baanhuussienbaanwachterswoning, spoorhuisje
baekebeek
bakerpröatienkletspraat
bakoav'n / bakoam'mbakoven
balg, buukbuik
balkebalk
balkenbriejbalkenbrei
ballebal
banebaan
bankebank
batteriejebatterij
BattumBathmen (dorp achter Deventer)
beaterbeter
Beater een bult van 't zoep'n dan een bult van 't weark'nHardlopers zijn doodlopers.
beddetiekbedovertrek
bedîenigeHeilig oliesel
bedrîef, bedrijfbedrijf
beduuien, uitduuj'naanduiden
bedänksienbedankje
beesbeest
beest (e), koe (ne) rund (eren)
beestevleisrundvlees
béézebes
bekomstoekomst
bekrumpnbekrompen
bekwoambekwaam
belappenkwaad spreken
beleazenbelezen
beliejenbelijden
belipbehuild
belipbetraand
bellenlompen
BellenbloemeFuchsia
beloav'nbeloven
bemuuialbemoeial
bemuuj' nbemoeien
benaamvooral
beneaveld, anneschøøt'nbeneveld (door drank)
beniej'nbenieuwen
beniejdbenieuwd
bennemand
bennechienzaaimand
benoadeel'nbenadelen
bepoat' nbeplanten
berebeer
bereakendvoorzichtig
bereurenberoeren
berichbericht
berobureau
beroadberaad
besbest
besgoed
beschuutbeschuit
beseibel'n, ve'neuk'nbedriegen
besjoechel' nbedriegen
besloanbeslaan (van paarden)
bessembezem
bessembienderbezembinder
bessienoud vrouwtje
beunenstoeien, ravotten
bezeik, verneuk, verneijtbedrogen
bezettingbenauwdheid
bezûkingbezoeking
bezûkingplaag
bezunderbijzonder
bezunig'nbezuinigen
bezuuk' nbezoeken
bezûuksienbezoekje
bi'jben je
biebij
biepienter
bie huusthuis
bie stéénplaatselijk
bie toer'nsoms, regelmatig
bie toer' nsoms
bîebelbijbel
Biechbiecht
biedehandbijdehand
biejpienter
biejdehandbijdehand
bieje, biej'n; îemebij, bijen
biejgeleuvigbijgelovig
bienoa, vinnugbijna
bienoamebijnaam
biezundaangfeestdagen (letterlijke vert. bij-zondagen)
binben
bintzijn
bisselug (verwant aan engelse 'busy', meegenomen uit 'no NL' tijdens grote volksverhuizing 400 na chr.))druk zijn
bizzelug, wat bi'j toch bizzelug. (waarschijnlijk is het Engelse 'busy' hiervan afgeleid)erg druk zijn
blaanbladeren
blakkumbliksem
blèèkensmazelen
bleem' mbleven
bleu (blö) verlegen, schichtig, wereldvreemd
bliej-toedaar moeten we blij mee zijn
BlonksEpox
blukkenblaffen
bluuiselbloesem
bläänbladen
bløk'nblaffen
boageboog
boageereboog
boambodem
boardbaard
bochbocht
boerd'riegienboerderijtje
bokse (verouderd) broek
bollestier
BollenstroateEmmastraat in Epe (oude naam)
BoomklevertienBoomklever (vogel)
BoomleupertienBoomklever (vogel)
boreboor
bosch, pien'op de bosch.borst, pijn op de borst.
boskaziebosschage
bòsselborstel
botsplotseling, abrupt
botterboter
braderieje, broaderie (je) braderie (vrijdagavond hoogseizoen)
braen'n (bijna bren'n)branden
brèèkebeuntiessperziebonen
breur en zusterbroer en zus
briehm'mbussebrievenbus
broabanderkletser
brodse kippebroedse kip
broehkbroek
brommutbromfiets, brommer
brommutbrommer
broodkrumelbroodkruimel
brulftebruiloft
brummel, brummelsbraam, bramen
bruuikaste (planten) kas
bruunbruin
buje, schoerebui
buksebuxus
bunderhectare
buro, bureuchienbureau, bureautje
buurluuburen
buurtebuurt
buutn wesnbewusteloos
bänzenopjagen, tot spoed aanzetten
bäsbarst
bäss'nbarsten
bäärgberg
bäärgingberging
bäärkberk
bäärmberm
börgemeisterburgemeester

D

daagsoverdag, 's daags
daerpdorp
Dalhuus (achtername) Dalhuisen (achternaam)
dampugmistig
dâttienedertien
De Buurteboomkwekerij aan begin van deze eeuw, thans arbeiderswoning oosteroenerweg 4 oene
De Buurte, boerderij op oosteroenerweg 4 oene, vroeger boomkwekerijde Buurte
de eerpels / sukerbieten riejt (rijen herkenbaar) de aardappelen / suikerbieten komen op
de grifde grift
de kettende ketting
de zelndezelfde
DéémterDeventer
deernemeid
deerntienmeisje
den eentdie daar
den'Ieselde IJssel
deuredeur
deurtiendeurtje
dialek, platdialekt
dierree, buukloop, loopdiarree
ding, dingeding, dingen
dissedeze
dizzedit
doargenderdaarginds
dôeve, duuv'n, duufien.duif, duiven, duifje
doezeltienkind dat door verschijning vertederd
dolkòpIemand die onbezonnen handelt
dollendraaien (rond)
donderbuuie, onweersschoeredonderbui
donderkòpkikkerlarve
donderkòppenstapelwolken die onweer voorspellen
donderparre, donderpäddeKikkervisje
donkerenduisternis
doodwegsimpelweg
dooiedode
dooieslome
doomniedominee
doornedoorn
doornheggemeidoornhaag
dòpheet, etdopheide (Erica tetralix)
drammerdzeurkous
dreedrie
dreeëndrieën
drekzometeen
driem'mdrijven
driet'npoepen
drieterdbangerik
drietzakbangerd
DrikusHendrikus (naam)
driltollebromtol
droalangzaam, lui (handelend)
droatraag
droad, drødraad, draden
droadneageldraadnagel / spijker
droadneageleigenzinnig persoon
droem'mdruiven
droevedruif
drupdrop
druuffiendruifje
drächtigdrachtig
drägeriemand die uit burenplicht het lijk helpt dragen
drøtiesdraadjes
dutdoet
duusterdonker
duuz' ndduizend
dwarstegendraads
dätdat
döpaarfndoperwten
döpper, döpaerv'ndoperwten
döppertiendoperwt
dörven, dos, doss'n (hee dos ut nie.)durven, durfde, durfden (hij durfde niet)
döstigdorstig

E

eampeMier
eampennesmierennest
eblevengebleven
ebrökengebroken
echzuiver
eejtnatuurlijk niet, ben je gek (als antwoord)
een bult, een bonke.veel
een duuzendste tref.een toevallige gebeurtenis.
een kladdeeen hoop (veel)
een lust veur 't oogeheel mooi, beeldschoon
een spännegieneen stelletje (bijv. jongen en meisje)
eerbezenplanteaarbeienplant
eerdaagsbinnenkort
eerdeaarde
EerderVroeger (in het verleden)
eerpelaardappel
eerpelsaardappelen
eerpels uutdoenaardappelen rooien
eerpelschelmessienaardappelmesje
eersbeessienlieveheersbeestje
èèteet
èèt'neten

E

eff'n, éém'm, em'meven (moment)
egoangegaan
egraf, begrafgegraven, begraven
ehölpengeholpen
eikeigenlijk
eileaverooievaar
eileuverooievaar
ekomm'ngekomen
ekröapengekropen
ElfheuvelntochBekende fietstocht Epe
elmdeelf (telw.)
emhem
em beknooienzich vuil maken
emakGemaakt
EmsEmst (dorp gemeente Epe)
emöatengemeten
en d'r biebovendien
endeeinde, eind
eneéén
ergens in gruilengenieten met leedvermaak
ethet
et heetheide (de plant of het veld)
etgruunnagras (na hooien), tweede snede
ewesgeweest

F

fârre, veere, wiedver
febriekfabriek
femiliefamilie
fienfijn (niet grof)
fiene dennespar
fientiesfijntjes
fiesterd, koldfiesterd, krimkeutelKoldfiesterd
fietsefiets
fietsnfietsen
fievevijf
FillepieneLupine
flamoezevagina
fleaterensmijten
fleerklap
fleermuusvleermuis
fleisvlees
fleppeklep van pet
floeplampelamp met sensor
fluus (flys)vlies
fläggiesvlaggetjes
foekepottv
foekepotvuurpotje
foeksandievieandijviestamppot
foeksebobbel
foeksiestampstamppot andijvie
foerazieetenswaren
fòkserenforceren
fonnisfonds
fonnisverzekering
fotselok (haar)
fotsepluk
fotsepol
fuul'nvoelen

G

g'leuvegeloof
gaa'n (eerpels - )vergaren, rapen
gadärriegadverderrie
gaff'ngaven (werkwoord)
gangsbezig
garve, garvnschoof, schoven
gasterigranzig
gasterigsterk ruikend
gavelhooivork
geerne, graaggraag
geitegekke meid
gesem vuul'neen flauw, licht gevoel hebben
giengeen
gien mense, gien eneniemand
gieselnrijpen (door vorst)
gietgaat
gingeging
gleuvngeloven
glier'nglijden, slippen.
glinsterugglad (vanwege vorst)
gluuiende Gaitkachel
goaga
goangaan
goarnegaren
goechelengiechelen
Gòttel, Gòh-llGortel (buurtschap Epe)
grachgracht
graeppie (gräppien)grapje
grammieterignors
grauwe äärfekapucijners
greikleren
greispul
greperiek
gresgras
gresbòttergrasboter
grestòssegraszoden
greuttegrootte
grîenderighuilerig
griepengrijpen
griesgrijs
grîezegrijze
griffemeerdgereformeerd
grintegrint
gripgreep
GroningnGroningen
grootmoeoma
grootstrots
grootvaopa
grote boon'ntuinbonen
grunderigaftands, onverzorgd
grunderig, smoedeligsmerig
grunterigranzig, nooit zeep gezien
grunterig, zwaet.vuil
grunthesmeerpoets
gruungroen
gruuntegroente
gruunteboergroenteboer
gränderigonvriendelijk
guhdien, guhdien'ngordijn, gordijnen
göatebijkeuken van een boerderij
gøtegoot

H

haaibaaibazig wijf
haaibaaibazige vrouw
HâddewiekHarderwijk
haearefsherfst
haelftehelft
haerd'nbaergerzuinig iemand waar moeilijk zaken mee gedaan kunnen worden
haeter de fleaterwanordelijk door elkaar
halve doll'nlaagbegaafden
hand, handehand, handen
hanepoot'nzevenblad (min onkruid onder heg enz.)
hard'nbaergermeedogenloos mens
hartehert
hazenkäärvelduizendblad (Achilla millefolium)
hebhebben
heehij
hee blöshij blaast
hee doshij durfde
hee drink sloot'n bierhij drinkt liters bier
Hee hef ut waerk'n niet uutuvun'nHij werkt langzaam of onlogisch.
hee stiehthij staat
hee woshij wist
heer of henheen
heerdwoon / huiskamer van de boerderij; haard
heetbessemheidebezem
hefheeft
heisterendruktemaken
heiteheet
heite (ook :wäärm) warm
helemoa, heemoahelemaal
hellig, lillekkwaad, hels
hempskneupiesmoederkruid (Chrysanthemum parthineum)
hen-en -weerummeheen en terug
herinkharing
het verloshet verlies
heugtersdialect van de west-Veluwe
heuihooi
heuibaarg, (heui)mietehooiberg
heurthoort
Hij is groot met zeHij gaat overdreven goed en veel met ze om.
hoakehaak
Hoe is't met oe.hoe gaat het met je
hôenderhòkkekippenhok
hoes'nhoesten
hòfzoadtuinzaad
hoge , heugs'nhoog , hoogste
hogederhoger
hòllehoud
hòllenhouden
holt, hølt'nhout, houten
hòltwörmhoutworm
hompebrok
hond, huntie (n), hondehond, hondje, honden
hondeblôemepaardenbloem
HongerstroateJonasweg (Vaassen)
HooghaarlemmerdieksHollands, ABN
Hooghaarlemmerdijksalgemeen beschaafd Nederlands
hoornehoorn
hot, höttienpoos, poosje
hot, höttienpoos, poosje
huisterug weer, 't wordt huisterig. (waarschijnlijk afleiding van heisteren)onstuimig weer (niet echt storm), weer met telkens vlagen bijv. om het huis.
hukenhurken
hukenknielen
huul'n, lipm (oud Nederlands lijpen=huilen), proel'nhuilen
huushuis
huzehuizen
hädhad
häänties en hennegiesgrasklokje (Campanula rotundifolia)
höldthoudt
hølterstukken hout
hörkenhielen
hörkenhurken

I

ie waar'njij was
Ie zoeze!Jij idioot!
iejejij
îemenkörfbijenkorf

I

iezeligontzettend
ik wareik was
In de wéége stoanin de weg staan
inach nemenbewaken, zorgen voor, letten op
inkinkt
inschuun'n (inneschuund)opstoken

J

joarjaar
joaweh (als bevestiging op een vraag)jawel, ja hoor.
jonchienjochie
jonchienjongetje
jutagent, juut
jøkjeuk
jörkjurk

K

kabofaanbouw
kaertekaart
kaervelkervel (een kruid in kruidmoes)
kallûfkalf
kârkekerk
kârre, koorekar
katteliekRooms-katholiek
kauwe, kau (w) gienkooi, kooitje
kee'l, kee'lns.man, mannen.
keerlkerel
keldermottepissebed
keltekou
kezekaas
kidd'nhooi in rijen maken
kidderij hooi
kiel'nkietelen
kien'nkiemen
kiend, vente (of kinder)kind, kinderen
kienekiem
kies, kiesiekalf
kiesienkalfje
kinties, ventekindjes
Kippe, henneKip
klatschkletspraat
Kletterstroate (Une) Klaterstraat (Oene)
kleverklaver
klimophedera
kloar, veerdugklaar, gereed
KloarbèkeKlaarbeek
kloarloeder18 karaats
klongeliets van slechte kwaliteit
KluppelKnuppel
knaalkanaal
knie, knieneknie, knieën
kniehneknieën
knienekonijn
knieperdgierigaard
kniepertvrek
KnobbelWoldberg
knupknoop
koakhuusbakhuisje
koe (lang) .koen (e) koe, koeien
kohttnsstraks
koneginnedag, oranjefeeskoninginnedag
kool, op bord : moehsboerenkool
kophoofd
kopzeertehoofdpijn
korwrat
kott'nsbinnenkort
krall'nkralen
krangbinnenstebuiten
krang (e) 1.binnenstebuiten (kleren) 2.slecht in je vel zitten 3.tegendraads, eigenwijs.
krangeverkeerd, omgekeerd
krekgelijk als
krenge, afkomstig van kreng, betekent dood dier.naar mens
krîegkrijg
krissebéésnkruisbessen
kroepruumtekruipruimte
kroewaangkruiwagen
kruudmoeskruidmoes
kuiernwandelen
kujkun je
kuuchieskoetjes
kuuk'nsufferd
kuukie, kuuksiekoekje
kuuknkuiken
kuul'nrollen
kuumliefelijk, zachtaardig, mak (bijv. koeien)
kuumtam, rustig (van karakter)
kuum, zuutiesrustig
kwae-iekwartje (guldentijd)
kwaettienkwartje
kwammkwamen
kwekkenkweek (gras)
kwennekween
kälfienkalfje
körngienkorreltje
köstekorst

L

làk'nlikken
làkkerlekker
lampelamp
lampe, lämpienlamp, lampje
langeslangs
ledderladder
léémmleven
legelaag (qua hoogte)
lekkazielekkage
les'nlaatste
leupsloops
lich / lochlicht
lich'nbliksemen
lich'nweerlicht
lichenbretels
liestermerel
ligustrumliguster
lillukkwaad
loa maar wéénniets meer aan doen
lochlucht
loekluik
Lonn' nLonden
loop (kippen) ren
loopkippenren
loopren (bijv. kippenren)
loop noa'n driet'nga toch weg
lopenslopend
lubbestokMaggiplant
luilui (niet werken)
luu (vrouwluu)lui
løss1. open 2. los
løøg en léégleeg

M

maerriekoalleVlaamse Gaai
maessmest
maïs poat'nmaïs zaaien
mangelvoederbiet
mârmaar
masmast
massepan (t) kameraad
massepan (t) metgezel
mattemat
meaienmaaien
mealmeel
meatbandmeetlint
meatenmeten
meedewäärkerwanich
mèènsnmensen
meeproatnmeepraten
meerpoetemodderkruiper
meertmaart
meervulmerrieveulen
meesiekoolmees
meesterweggensmeestal
meimoandmeimaand
meimuldermeikever
meimäärkmeimarkt o, a. Heerde
meissienmeisje
meistermeester
mekaeremekaar
mekäreelkaar
melkfebriekzuivelfabriek
menaziekost
mensemens
mensenschieuwmensenschuw
meremerrie
mérige kattekrolse kat
met de handkarreaftrekken
met de middugtussen de middag
met gemakonderhand
met gemak, kott'ns (kortens)binnenkort
metenemeteen
meugnmogen
meuie (vroeger achter de naam, Aaltienmeuie=tante Aaltje) tante (verouderd)
mienmijn
mitmet
moandmaand
moehmoeder, mamma
moes (lang aanhouden)stamppot boerenkool
mollemol
mombakmasker
mossemoest
mottezeug
Motte met big'nsalomonszegel (bosplant Polygonatum odoratum)
mut (ten) moet (en)
muusmuis
mûzenvalmuizenval
maar
mämme, pápetepel
männ'n, maahnmorgen
mäsmest
mäshoopmesthoop
mäsvoaltmestvaalt
mätselaarmetselaar
mätselenmetselen
mättelenmartelen
mättienmatje
määnmorgen
määrkmarkt (elke woensdagochtend)
møllemolen

N

nachulemot, nachtvlinder
namenaam
nèègelnagel
neengdenegen
negertitte , negertitt'nnegerzoen, negerzoenen.
negertitte, negertitt'nnegerzoen, negerzoenen
nettiesnetjes
neuverkrap
niejnooit
niej, niejsnieuw, nieuws
nij'nnaaien
noana
noa (Epe) naar (Epe)
noa de middugin de middag, vanmiddag (tussen 12 en 18 uur)
noa de middugmiddag
noademiddugmiddag
noe (n) nu, nou
noeverdanvan nu af aan
nòffeligbinnensmonds
noster'n (van Paternoster (?) = het Onzevader, uit de tijd dat in latijn gepreekt werd, oorspronkelijk dus vloeken)brommen, chagrijnig zijn
nosterugchagrijnig, brommerig
Nou!schiet op, kom op.
noälezeur
nøttenoot
nötteligslecht gehumeurd
nøøl'n (bijna nuil'n)zeuren

O

oasemadem
oejou, jouw
oe, oenjouw
òfaf
òfschienenlicht verspreiden
òfschienenwamte afgeven
òfschrîev'nafschrijven
òfschrîevenopgeven
òfsloanafslaan
òfstoanafstaan
òfstoanafstand
òfstraffenafstraffen
ôk (ke) ook

O

oldoud
oldeoude
olderbàessnsontzettend
omeoom
onfesoenlekonfatsoenlijk
oongogen
ophòllenophouden
oreader
overbeaterenniet doorgaan
overdwäsoverdwars
overgaondoverjarig
overheeroverheen

P

paa (r) paar
pachpacht
paddestûultienpaddestoelje
padjakkerongustig bekend staand persoon
pakkaziebagage
palmbeumpienbuxus
palpoasenpalmpasen
panharinkpanharing
pannedakpannen
papenkeuteldennenappel
PapenstroatePapenstraat (buurt Wissel)
pateriejepastorie
peaperpeper
peerdpaard
peerdegreipaardentuig
peerdemäärkpaardemarkt
peerdespulcircus
peerdevolkbereden politie
peerdevolkcavelerie
peertienpaardje
pellegästegort, gepelde gerst
penetensiekwelling
pennepen
perepeer
perfesterprofessor
perfietprofijt
pespest
petansiebelangrijkheid
petiejepartij
petätterdreun
petätteroptater
piene / zeerte an de koezekiespijn
pierepier
pik, krachkracht
pikk'nkleven
pirkperzik
pirkeperzik
pirksienperzikje
PisgrîeteSint Margriet (20 juli)
pispöttiesakkerwinde , haagwinde
plankeplank
planketselschutting
plantazietuinaanplant
platdialect
pleaterenweg rennen
pleegsman, uppermahopperman
plichplicht
plietsie, de plietsiespolitie
plietsie, veldwachteriej, jutt'npolitie
ploagenplagen
ploangplagen
poal, pøøltienpaal, paaltje
poars (vroeger : peers) paars
poemeldikkerd
poesterdvuil persoon
poesteriglicht ongesteld
poesterigslaperig
poesterigsmerig
poesterigvuil
poeterbaksteen
poeteriets groots
polkasoda
pompepomp
pompebeksienOostindische kers
ponteneureer
poortepoort
poppepop
porkklein kind
pòspost (PTT)
pòsloperpostbestellen
pòsseleinporcelein
pòsseleinpostelein (groente)
pòssieportie
pòtsmitroetaanslag op pannen potten
pòttefulie, knippeportemonnee
pòttenschapplank
praotnpraten
proehlehuilbalk
proemmkârre, proem'mkooredamesfiets
puffetieoliebol
puffetiesoliebollen
puntdroadprikkeldraad
puus'nzuchten
puuste, poespuist
püüs'nkreunen, geluiden maken bij inspanning
pächienpaadje
päddepad (amphibie)
päddestôelpaddestoel
päksiesdragerbagagedrager
pällemoerparelmoer
pängel'nafdingen
pänselichaam
päppelpopulier
pärkpark
pärmetoasiebloedverwandschap
pärmetoasiefamilie
päss'npersen
pätdeel
pätpart
pättiesommige
päänpaden
päärkpark
päärkperk
päärtientweeling
pössiedeel

R

raam, räämpie (n) raam, raampje
ree (bi'j ree= gereed om te gaan / hei'j-t ree=ben je klaar) gereed, klaar
réékegerekening
regenbuitje, regentjesniester
reusterrooster
rie'n, vaarn, jaan'g.rijden
rikkegeafrastering (met prikkeldraad)
ringieringetje
roewruw
roggensbrood van gebuild roggemeel
rooie krall'nbloedkralen
rotte, rott'nrat, ratten
ruterigvol onkruid
rør'nroeren

S

schaschade
scheidinggrens
scheiescheiding (in het haar)
scheitertbangerik
schelle, schel' nschil, schillen (zowel zelfst.nw als werkw.)
schiefelenschuifelen
schiet in 't vuurkoolmees
schieuwschuw
schoapschaap
SchoapshondBorder collie
schoe, schoen (e) schoen, schoenen
schôepeplatte schop
schôepeschep (groot)
schoetzenslenteren
schoolmeisterschoolmeester
schrem'mbermen, slootkanten afbranden
schrem'mverbranden van slootkanten, bermen
schren'nschrijnen (bijtende wonden)
schuffelschoffel
schuppespade, schep
schuppenschoppen
schûreschuur
schøøpieskaerkeGoede herderkerk
seringesering
Sikke, geitegeit
Sikke, geitegiet
sjampanjepilskoolzuurhoudende frisdrank
slimerg
sloatsla (groente)
sloek'nslikken
sloerugmisselijk, beetje ziek
slootwaahterslappe koffie
slopslap
sluutspeldeveiligheidspeld
smiesterdgeslepen, gladde kerel
smikkelderieje, snuupiessnoepgoed
smoedeligvies
smoedelugranzig, ongewassen
smoeks'nsloffen
snaajnsnoepen
sneesneeuw
sniej'n, ut sniejtsneeuwen, het sneeuwt
sniejnsneeuwen
SnotterpieppeSnotneus
span klompenpaar klompen
spiejnspugen
spiejnspuwen
spinnekopp'ndrø, haarfsdrø (herfstdraden)spinnewebben
spoar'nsparen
spochterigklam (vocht)
spochterigvochtig
spoer, speursspoor, sporen
spothempoverhemd
stallochterouderwetse olielamp
steernester
Stef'ns (achtername) Stenfert (achternaam)
stekkelvearknegel
stelle (bijv. Bessemstelle)steel (bijv. bezemsteel)
stelt'nbaergvierkant schuurtje met hooiberg er bovenop
stengelmôesgekookte raapstelen, met aardappels tot stamppot verwerkt
steurig, bie toer'ngeregeld
stoak'nverbranden van hoop afval buiten.
stoak' nrommel verbranden
stoatstaan
stoepestoep
stoetebrood (wit brood)
stofzoeger, huulbessemstofzuiger
StompBot (niet scherp)
striehnruzie maken
striekswévellucifer
strienneindeloos discussieren om gelijk te krijgen.
stroatestraat
stropässestro pers
struleigenwijs
strulkoppig
strøøtiestraatje
stuksienstukje
Støk'nt (achtername) Stokkink (achternaam)
størmstorm
stöt, stött'nstort, storten
sukersuiker
sukerwòttelsuikerbiet
sunterkléusienspeculaasje
sunterkloassinterklaas

T

t.b.c.tuberculose
tachtegjaoregetachtigjarige
tammeestraks
tandentäärgerieje, wordt gezegd van iets lekkers waar je niet aan mag komenTantaluskwelling
tandzeertekiespijn
tandzeertetandpijn
teamenzeueren
teamerdzeur
teamsezeef
teapeltepel
tebaktabak
teeteen
teethee
Teen'g 't huusNaast (het huis)
telder (verouderd, dit woord werd vroeger nog wel gebruikt, door de generatie die begin 20e eeuw was geborenbord
temeestraks
temensenteminste
terechterecht
terechteterecht
tiedtijd
tiedenstijdens
tielozenarcis
tillevisie, tillegraaf enztelevisie, telegraaf enz.
tilozen (letterlijk `tijdlozen`)narcissen
timmerderiejegetimmer
timmerderiejeverbouwing
timmerderiejevertimmering
titte, titt'n (ook bosch, bosch'n) .borst, borsten
tjoenker' njanken, piepen van jonge hond
toafeltafel
toeverdanbinnenkort
TongebloarMKZ (mond- en klauwzeer, Tongblaar)
troanderdvervelend iemand, chagrijn
tuin / hof (bij oude mensen)tuin
tulegedienvitrage
tuttot
twaalmdetwaalf
tweejetwee
tütetuit
tässetas

U

ulejullie
uleuil
ulkbunzing (marterachtige)
ullejullie
umdâtomdat
ummebouw' m, ummescheur' nploegen
ummescheur'n, ummebouw'mploegen
ummetuitelenwankelend
ummevòllenomvouwen
umsg (e) liekallicht
umsgeliekdadelijk
umsgeliekdirect
umsgeliekvrijwel meteen
umsgeliek, umwielVerabbelzer'n
umslieksvrijwel op hetzelfde moment, kort erna
umtrentomstreeks
umtrentover
umtrent, vinnughaast
UneOene (dorp gemeente Epe)
urgelorgel
ut fuul (fyl)nageboorte, moederkoek van vee
ut reankhet regent
Ut veur de plate krien'gHet erg zwaar krijgen
utenuiten
uternuiten
uternverwoorden, uiten
uutuit
uut de tied, hee is a vief joor weg.overleden, hij is 5 jaar geleden overleden.
uutdôendoven (licht)
uutdôenuit doen
uutdokterenuitzoeken (kijken hoe iets in elkaar steekt)
uutduuienuitduiden
uutduuj'nuitduiden
uutdûunuitduiden, uitleggen
uutevunn'nuitgevonden
uutfiegelerenuitzoeken
uutfienerenuitzoeken
uutsliernuitglijden
uutstekkeuitsteken
uuttrekkenuittrekken
uutzuuk'n, leez'nn.sorteren

V

va en moe (lang) vader en moeder
va en moehouders
vaa'nrijden
vaa'n , rie'n of jaang.rijden (bijv. met auto)
vaahvader, pappa
vaamvadem (lengtemaat)
VaatsbruggeHorsterbrug
vaekevaak
vakedikwijls
vakevaak
Van de gavel in de grepe valnVan kwaad tot erger worden
van de veernvan een afstand
van de veert' n (bekiek' n) van een afstand (bekijken)
vandagevandaag
vazevaas
ve (r) geatsvergeets
ve (r) geesvergeefs
ve (r) keldverkouden
ve (r) keldheidverkoudheid
ve (r) kloarenverklaren
ve (r) rentenrente opbrengen
ve (r) stoanbegrijpen, verstaan
ve (r) stoanverstaan, begrijpen
ve (r) teun'nvertonen
ve (r) zeggentoezeggen (beloven)
ve (r) zoordverdroogd (van planten)
ve (r) zukenverzoeken, uitnodigen
ve (r) zupenverdrinken, verzuipen
ve(r)køch, ouderwets : ve(r)køfverkocht
veantienveentje
Veanties, destuk land in Tongeren
VechteriejeVegtelarij (wijk Epe)
vééngvegen
veerder, wiederverder
veerzejonge koe
veerzevaars
veerzekalfvaars kalf
vekeerverkeer
ventejongelui
ventekinderen
veraldereerdverbaasd
verdusievertrouwen
vereniguhvereniging
vergups'nbederven, kapot gaan.
verhennewerenvernielen
verhetverhit
verheurondervragen, verhoor
verheurverhoor, ondervragen
verleend (of vegang'ng) joohrvorig jaar
verpaens' nverzadigd eten, dik eten
verrunneweer'nvernietigen
verspochbeschimmeld
vertesteweer'nverwaarlozen
vertestewerenvernietigen
vescheun'nzich wassen, nette kleren aandoen (lett. verschonen)
vespikken (ik hadde mien d'r zo op vespik, en noe giet ut niet deur.ergens begerig naar uitzien, ontzettend verheugen op iets
Vète gresVeeg gras
veugeltieskaarkehersteld hervormde kerk
veurvoor
veur de middugochtend
veureers (invaar'n) vooruit (inrijden)
veurjoarlente
veurrechvoorrecht
vezietevisite
vieftigvijftig
VinkenstegeWillem Tellstraat in Epe (oude naam)
vinnigerg, fel van aard
vinnigvrijwel, zo goed als
VoassenVaassen (dorp Epe)
VoassnVaassen
voehgevoeg
voes, vuussienvuist, vuistje
voet, voete (lange, diepe oe)voet, voeten
voortvoorlopig
vortweg
vossenbroek, gebied tussen wiemanstraat en kanaal. (vorst is oud woord voor bos)vossenbroek, vorstenbroek
vréétbalggulzigaard
vroagevraag
vroangvragen
vrouluu, wieve.vrouwen
vrouwemevrouw
vrouwe of wiefvrouw
vruut'nwroeten, grond woelen
vurzuuknuitnodigen
vuulboomvogelkers
vuurtien, vuurtien stoak'nvuurtje, branden
vuussienvuistje
väärgatinrit bouw
väärkenvarken
väärkenschòtvarkenshok
väärtvaart
väärveverf
väärvenverven
väärverschilder
väärwegrijweg
völleveel
vølntienveulentje

W

waahterwater
waanwaden
waan'g, autoauto
waark'nwerken
WachenbäärgWachtelenberg, de
waepsewesp
wagenledderzijschot van wagen
wangewang
WaopmvelderWapenvelder
wasenevel
wasewaas
wasknieppewasknijper
Wat een zooitjeWah kroame
waterhûuntienwaterhoentjes
watern, ik mut ut water kwiet.urineren, plassen
watterweggensin sommige streken
weakeweek
weerummeterug
wééter'nwater geven (aan koeien)
wééternwater geven (aan bijv. koeien)
WezeperInwoner uit Wezep
Wezepervee in slechte conditie
wie is ? ie bynt.wie is ? jij bent.
wie is ? ieje.wie is ? jij.
wiedewaang-lösgeheel open
wiendwind
wild vaerk'n(wild) zwijn, everzwijn
wind in de band.lucht in de band.
winddorewindhoos
winddore (vermoedelijk zeer oud woord, dore betekent draaiing, hier zijn het nederlandse 'deur' en het engelse 'door' ook vanafgeleid, 'het draaiiende')windhoosje, hooiduivel
windhorewervelwind met mooi weer
woh'lswortelen
wordnworden
wòttelwortel
wulewij
wullewij
wuulsneestuifsneeuw, jachtsneeuw
wäärkwerk
wäärkgreiwerkkleding

Z

zageméélzaagsel
zaklanteernezaklamp
zeertepijn
zeerte, pienepijn
zelnzelfde
zerpentrienezeurkous
zeum'mtienezeventien
zeumdezeven
zeumdezeven (telw)
zich waar'n , waard-oe !achtslaan / bewaken , kijk uit !
zochslip-stream (auto)
zoerzuur
zoere rullechiesspekzwoerten gevuld met vlees in zuur
zoesesufferd
zoezegek
zolzou
zoveulezoveel
zullezij
zunnezon
zunne, moane en steern, steernszon, maan en ster (ren)
zusterzus
zutziet
zuutezoet
zwaettekous'nkaarkebevindelijke kerk
zwammezwam
Zweate Beatsie.Bertus van Essen (markant figuur in Heerde)
zwoarezwoerd
zwättezwarte
zønne, zønszoon, zonen
ächterachter
ächteranachteraan
ächtereneachter elkaar
ächterheerachteraan
ächterhenachteraan
ächterstelachterstel boerenwagen
änteeend
äntekukeneendekuiken
ÄremArnhem
ässeas (b.v. wagen)
äärferf, heem
äärgerg
äärmarm (lichaamsdeel)
äärmenbuul (in de kerk : kaarkbuul) collectezak
äärmôedarmoede, ruzie, onmin
äärveerfgenaam
äärvenerven

8 opmerkingen

  1. Bosman was vroeger de groenteboer die uit Elburg kwam met zijn vrachtwagentje. Hij had een hondje die ongeveer een half uur later dan deze groenteman voorbij kwam stuiven.
    Werd gezegd van iemand die wel heel veel deed om in de smaak te vallen op de Schietbaan (schotweg e.o.) in Epe
  2. De buurtschap Gortel, uitgesproken als Gòttel of Gò'el (met ingeslikte 't'), westelijk van Emst, lag vanouds wat afgezonderd. De buurtschap leeft in verschillende gezegden en uitdrukkingen voort:
    Gòttelse moate = royale maat, bijv. van een tot de rand gevulde komme koffie (tegenover een 'Haags bakje') ;
    een vrouwe mit een Gòttelse stap = met een voor een vrouw royale pas;
    zee heb de Gòttelse middag = ze trekken zich weinig van de tijd aan, leven ongeregeld;
    Gòttelse käärmse = Sint Juttemis, dus nooit
  3. De haren branden we van de geslachte kip met ` spiertjes`
  4. Het Epers is één van de meest westelijke dialecten die tot het Nedersaksisch behoren. Steekt men in westelijke richting de Veluwse heuvelrug over, spreekt men een geheel ander dialect dat tot het Hollands-Frankisch behoort. Bovendien is de godsdienst alhier overwegend orthodox protestants, in Epe is dit overwegend vrijzinnig (de gemeente Epe hoort hierdoor níet tot de Bible-belt) . De taalgrens (etnische grens!?) is scherp. Het Nedersaksische taalgebied strekt zich oostwaarts uit tot minstens de Pools / Duitse grens. Nog zo' n 22 miljoen mensen spreken een Nedersaksisch dialect, waarvan 2 miljoen Nederlanders (Hoofdzakelijk Groningen, De Stellingwerven in ZO-Friesland, Drenthe, Overijssel, de Achterhoek en de Noordoost-Veluwe)
  5. Niejenhus had een grote riezemiette langs de weg stoan
  6. Opoe Das-Vijge veegde allllles schoon met haar `wieseldoek` ook het kopje waar zojuist nog iemand anders uit dronk
  7. We deden een fötsien gres aan de staart van de vlieger
  8. dienen an de diek: gezegd van boerenknechten van de armere zandgrond die bij de grotere boeren langs de IJssel tussen Hattem en Terwolde (langs de dijk) in betrekking waren