Booms

Booms bevat 85 gezegden, 529 woorden en 3 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

85 gezegden

't gès is grienhet gras is groen
't is green ater zit een haar in de boter
't is grien aater is spanning / onenigheid
't zit er vierklaavers oephet is grote ruzie
a is bediendhij heeft het sacrament der stevenden gekregen
a is kevendragerhij is dood
a kon zoane nees oant ges afveigehij had niets meer
A liep blék in z'n blokkenHij liep zonder kousen in zijn klompen.
A zit boa Mannekeshij is in de middelbare school van Boom
aadaaven bebbelhou je mond
aadaaventootzwijg
aaren of joengmaak een keuze
aave klap is goe maar aave sjokolat deegt nije bent ongeloofwaardig
aawe ôtleg is goe maar aawe spikkelaas deegt niu kan het goed uitleggen maar het houdt geen steek
adave smikkelhou je mond
Ajei een stik in zoane frakHij is dronken
ajeiketshij heeft koorts
al ist dat de krô et ôtbrenge, de waarhoad komt ôtal is het dat de kraaien het uitbrengen, de waarheid komt uit !
as slimmeke doeëd is meegde goa tzoanje komt niet aan de beurt
blefterafblijf daarvan af
blisse mé waoter ôt de pitte van Rimstblussen met water uit de putten van Rumst
da krijgde de seskes vandaar krijgt men de zenuwen van
da's wa gescheetedat is heel wat
dadei nogal sjeiten aon zelledat duurt lang
das ne glettegedat is me er eentje!
das ne klinkaout, zennedat is me er eentje (licht pej)
dau komt em aongestesselddaar komt ie aangestapt
de kakkenestjongste spruit in de famillie
de Plaza,de Luna,de Cameogewezen Boomse bioscopen
de roepers zen de poeperszij die het hardst roepen hebben de grootste angst
die is er oek ni vervei van (pejoratief)die vrouw durft wel een en ander
dieën ei oep moanen bloak geschetedie heeft het voor mij verkorven
diejen eit er iên boven zoan oeëgDe heeft er eentje teveel op
Dien ei sondags naor tschool gewestHij is niet van de slimsten
e kregget oep de seskeshij wordt ongeduldig
een spèl aon stekeophouden / er de brui aan geven
een vôl brôn trôeen vuile bruine trui
ejis in ze gat gebetehij is een beetje kwaad, gekwetst
em ei z'n loetenhij heeft kuren
Em is tfebbekkeHij is de lieveling (van de familie)
Em is van lotje getiktHij heeft ze niet alle vijf
Em schèt in zen broekHij heeft schrik
em wet ni miër waar da zen paroche staathij is in verwarring
Em wet van toete of blaozeHij weet van niets
goa ét ier niks te rittentitteje hebt hier niets te maken / te zeggen
goasem bitskoemmer!gij deugniet!
gôr slaogezorg voor iets dragen
grat vergetehelemaal vergeten
het licht in brand stekelicht maken
In de pitte van Rimst zitte grien visseIn de (klei) putten van Rumst zitten groene vissen
ineffest zens oant beirrehiernaast ledigd men de aalput
kem destik heb dorst
lèt 'et ôtLaat maar zo
loeëpt noa de poemploop naar de maan
Mé(j) een kaat'ant aon zoan gat komeiemand testen
mette poeppers zittebang zijn
Mie aa kaa. Aa Mie kaa ? Mie aa braa kaa. Woar aa Mie kaa ? Oep de met aa Mie kaa.Mie had kou, waar had mie kou? Mie had op de markt wreed koud!
Mie blaas et licht ôt, Jef stekt de stoof in de kas (krachtterm)
ne krabbekokerongewoon iemand
nen anneklaaonhandig persoon
nen boek mé een stoaf koffersooleen boek met een harde kaft
ni goe zjust zoandwaas / gek zijn
nogal wa kummelees moette doenheel wat hindernissen moeten overwinnen
oa ging nogal is ne gerlegoHij ging nogal onderuit
ôa ij gezeihij heeft gezegd
pekdievelkinderkoosnaam
rondoemedoemhelemaal eromheen
schoeffele / schoeffeleirgulzig eten / gulzigaard
stekt zen hessene in e vogeltje en 't vliegt achterôthij is niet snugger
tis al vier iere en kmoet men miere en blaffetiere nog schierehet is vier uur en ik moet mijn muren en luiken nog schoonmaken
tis weer gruun aatZe spreken weer niet tegen elkaar
TissendeerAf en toe
Tstaa èveréksoemHet staat ondersteboven
van den trok leivevan weinig leven
van dieën boer gieën aaredit gaat niet op
van jut naor jeirvan hier naar daar / van het kastje naar de muur
vierklaaversin volle vaart
Wit zen de miere, grien de blaffetiere, zwet zen de poape die in 't kapelleke sloape.Wit zijn de muren, groen de luiken, zwart de paters die in het kapelleke slapen
z'n klakse aflangenzijn pet afnemen
zèbbenem boa zoa pitchezij hebben hem beet
zis goe verzien van oeëre en poeëteze is goed gebouwd
zoan staar is geblesterdzijn voorhoofd is geschaafd
zoeë zwèt as ne pottafeirheel vuil
zoemuug as kaapapkotsbeu
zwegt !hou je mond

529 woorden

'k sien a gereik hou van u
't heskewc
't KerkelijntjeKerkstraat
'tgemakwc

A

a / oa / dieë / emhij
a eid een ket lontjeopvliegend
aadave smikkelhou je mond
aaf d'aave smoel dichthou u mond dicht
aanjeirenaanaarden
aarzak speelebedrog doen
aarzakkevals spelen
aarzakkenvals spelen
aathout
aave keis latensterven
abbekratseen weinig
abiesfout
abiesverkeerd
afveigeafvegen
allegaametdegaategauw
allegaametdegaatesnel
alven traaboekechtgenoot / echtgenote
ambetanteriklastig iemand
anneklaaonhandig persoon
anske petanskerhagonycha fulva (rood soldaatje / kevertje)
asemenademen
aveceerstieënsnelbouwsteen
avecerenvooruit gaan
aversouders

B

bakkestoezwijg
balkhaaskat
bangebehangen
bannebanden
basseblaffen
bèddekeonderzetter voor potten
bedraaegbedrag
beessnoepje
befrobbelenverkreukelen
beiraal
beirpitaalput
beleiftbeleefd
beneejebeneden
besjeterdBezorgd, bekommerd om
bezinderdeverschillende (soort)
bezzekrabberschraapzuchtig
Bis gaasGasfles
biskevlees
bitterpeeëncichorei
blaa kaseblauwe kousen
blaa loechtblauwe lucht
blaffetuur / blaffetiervensterluik
bleitenhuilen
BlékNaakt
bloakdroogweide
bloemekébloementuil
blokke / holleblokkeklompen
BoavalBeleg
boavalCharcuterie (beleg)
boeëmboom
boefferberoepsmilitair
boerekarrehonnehaarweerbarstig haar
boerenegentiggroot formaat baksteen
boezinderstverschillend
boomestraatKerkhofstraat
BôteBuiten
braaerg / veel
bresseinstorten
brikkeljonsteenbrokken
bruiskuiten

C

camionvrachtwagen
centegeld
chiekknap
conjeirhoekijzer (scheepsbouw)

D

d'ottebisautobus
daarlesttijd geleden
daverplaatpers
de beirkaarruimdienst
de botsottookesautoscooter
de gardepolitie-agent
de keiringklokhuis v.appel of peer
de maassede meid
de paasde paus
de papschoolkleuterschool
de SchoemeBooms gehucht
de teiringtuberculose
de veerdeerde voordeur
de veirdamde kade
de zaotscheepswerf
den alléoverloop
den blaaveblauwstraat
den bloakbleekweide
den troephet leger
den trokde tocht
destdorst
die van onsechtgenote
dievannineffebuurvrouw
dievelduivel
dievelichtbatterijlamp
dolbromvlieg
dôveklamperroofvogel (groot)
drijdrie
droadrie
duveltjesteenbakkerijlocomotiefje

E

e noeneketoeter
e poddereteen foto
e poodevinnekebloedstelpend verband
e schaastikshouwgarnnituur
e scheildeksel
e schetselafsluiting
echelenregelmatig en veelvuldig (alcohol) drinken
ecomejènMiddelbare school
een aareen ei
een etaareen hard gekookt ei
een floere broekfluwelen broek
een gezzelingkoude rilling
een graat papierbruin inpakpapier
een lezzedroogloods
een madammekevoorhamer op scheepswerf
een peir oep zen bakkeseen muilpeer
een pekeldeeen vitster
een pekelteefeen vittende dame
een pekelteefnegatieve dame
een pertangmoeilijke vrouw
een pèsperzik
een potsmuts
een roettrein- of tramspoor
een rooteen rij
een spol epssnee (hesp)
een tang van e woaflastige vrouw
een tijkeeen klein hondje
een Trektanggewiekste dame
een weiroegooglidontsteking
een wètwrat
een zwoenghandboor
effekeseventjes
eirmsoleHaarlemmerolie
eivereksmisnoegd / mokken
eivereksoemondersteboven
em is kevendragermorsdood
enfantkind
epshesp
erezzeergernis
etches en peekeserwten en wortelen
ettaarehardgekookte eieren
ettefretternegativist

F

famillegezin
fezelefluisteren
fiërescheethovaardige / trotse
finkelenknoeien
flaave gezaateflauwerik
fleusstraks
flowoânovertrek
freineremmen
freinenremmen
frennekesfranjes van doeken of tapijten
frikandonvleesbrood

G

galnootwilde kastanje
gammenstenen in droogloods stapelen
geje
gekaptgehakt
geleigkladdersteenbakkerijarbeider (pej.)
gernootgarnaal
gèsgras
geschalotterdbeschadigd
geschalotterdgekrast, beschadigd
gewonne broeëdwentelteefje
gezoi epsgekookte hesp
gèzzelingrilling
gijl,grien,blaat en zwetgeel, groen, blauw en zwart
goajij
graatgrauw
graat papierbruin papier
groeëtgroot
groeëttemoeGrootmoeder
groeëttevaGrootvader
groskèsgrote trom

H

hanske petanskeboktor (bruine langwerpige kever)
hanske petanskebruine kever
horluzeuurwerk

I

ieëkenissenlies
iëkenissenliesstreek
ierneffesthiernaast
IJvereksAverechts
in passantin het voorbijgaan
in passantondertussen / gelijktijdig / terwijl

J

jattas
jeiraarde
jerbees / jètbeesAardbei
joenkkind
juketeippaard
jummenasgymnastiek

K

kaassekousen
kaaveplakoude schotel
kabasboekentas
kaffekoffie
kakkedotoiletstoel
kakkewalkcakewalk
kanassieirboekentas
kaskorseekeonderhemdje
kazakschooltas
keireborstelen
keiringklokhuis
keiskaas
kerjeezeneesnieuwsgierige
kerkeleintjeKerstraat
kerrewagenkruiwagen
keskeskietlarie
keskeskietonbenulligheid
Ketgeperste (kalfs-) kop
kètjetikkertje
ketskoorts
kinnekessojkerlichte kandijsuiker
kiskekusje
klaaklauw / grote hand
klakpet
klippelknuppel
kloabroeëdwaterhoudende kei in de klei
knipperschakelaar
knoeselenkel
KnokkelenOnrustig slapen
koekebakkepannenkoeken
koekebakkenpolitici
koeken tien in kaartspel Wippenblekke (de)
kornellevogelcanarievogel
kornellevogelkanarievogel
kornoanKonijn
kreimeglasijsje
krekskekruikje
krochenkreunen of steunen
krokstiënkersenpit
krommeneel zatstomdronken
kummelébuiteling
kwasserik was er
kwizenijeefornuis
kzenderik ben er

L

labbekakflauw persoon
labbekakflauwerik
labberlottigslap gevoel
lameerroddelaarster
lameerroddeltante
lameerenroddelen
Langenhalen
langen asemkauwgom
langenaasemchewing gum
langenasemkauwgom
lanterfantentreuzelen
lantijrelantaarn
lawaatlawaai
leinleuning
leinsendrankzucht
leipellepel
leuze / lezzeloods
lieke / een errekeliedje
LivraaOnze-Lieve-Vrouw
lorejaskwajongen

M

mamoeder
maavemouwen
maavijgerflemer
madellemedaille
mansardeopkamertje
matekevriendje
Mé(j) een kaat'ant aon zoan gat komeiemand testen, uitproberen
memoegrootmoeder
meskemeisje
mestpachtvuilnisbelt
mètmarkt
mettekooonnozelaar
miermuur
Miljaardegetaarde(krachtterm)
moemoeder
moeërketel
moembakkesmasker
moemoegrootmoeder
mondekeingang van steenoven
mussenklamperroofvogel (klein)

N

ne azoanepissertreurig iemand
ne keirbestelkeerborstel
ne kikvès / ne veskikker
ne krabbekokerspeciaal iemand
ne krokstieënvruchtenpit
ne lemmeschaap
ne loebashond / volgzaam persoon
ne mierzoa(j)kermier
ne mierzoakermier
ne militairentroepsoldaatsoldaat
ne panneplekkerbruine vlinder
ne peepelvlinder
ne pierregenworm
ne piotdienstplichtig soldaat
ne risgraszode
ne schoeffeleirgulzigaard
ne siskatholiek
ne smeirlapbedrieger, misdadig iemand
ne witteweerstander 40 / 45
ne zwettecollaborateur 40 / 45
neesdoekschouderdoek (sjaal)
neffenaast
negejorrekeklein persoon
nen aateeen kluns
nen aave peeeen oude man
nen bèstelborstel
nen Blaave / riberaalliberaal
nen blieëken blaaliberaal (progressief)
nen blieëken blaaveprogressief liberaal
nen brengeen breekijzer
nen broebelpuist
nen eiringharing
nen eiverekselastig man
nen ekkerstiejnklei onzuiverheid
nen èrenbolknikker
nen èrrekslechterik
nen esseldynamometer
nen ijverekseeen tegenstribbelaar
nen oebelpuist
nen tei, een teikeHond, hondje
nen tijeen hond
nen tistman
nen traaeen bruiloft
nenaateonhandige
nerdcomputerverslaafde
neringdoenderwinkelbedrijf
nestelsveters
nieveransnergens
nieverans (t) nergens
noeneketoeter
nojesnaaister

O

oemmesimmers
oepnemvoddweil
oeptrekkensteen draaien
ombeleift / onbeschoftonbeleefd
onnefreiter / onnefretterBomenaar
OnnefrettersBomenaars
overlestonlangs

P

paddekekrukje
paddeknotsnaakt
paraaprei
pardesieregenjas
pechencegeduld
peekeswortelen
peiperkoosbruin bobbeltje (op lichaam)
peirekinkelehink-spelletje
peitmeter
peiwepswesp
pekdievelzwarte kever
persèiets omiddelijk wilen of doen
pertangnochtans
pierein het donker trachten te zien
pikkestelen
pikkelpoot
pisdoekluier
pisseloeislappe koffie
pitput
pjeidpaard
pjeiremeelepaardenmolen
PjeirentesserPaardenslager
pjeiresjeitpaardestaart
pladeirmpardoes
plansiervoetpad
plantsierstoep
plasierstoep
plattemeutteslijk
plavaategel
plekkerstukadoor
poembakgootsteen
PoepenhoekPlantsoenstraat
pontekoekpeperkoek
potchèrklei
potjeirklei
potsjeirklei
pottafeirketellapper
praddekekrukje

R

rappersneller
regelerenregelen
reggelateurhangklok
renneweeren, verennewerenVernietigen, naar de bliksem helpen
resekesbijna
resenérenpraten
ressewrijven
rezzekeseventjes
rezzekesrakelings
ribedebieverdwenen
rippenstelen
roafreif
rodeskesradijzen
RoeieGooien
roenken / roenkersnoeven / snoever
rondoemedoemrondom
rondomoemrondom
rondsnosselenrondneuzen
rootrij
root (water-, Roapes-, - van Jan Max, - van Verstrepen, Caluwaerts-)arbeiderswoningen op een rij

S

schalotterenbeschadigen
schalulleajuinloof
scheilecymbalen
scheirschaar
scheiresliepscharenslijper
scheirsmesscheermes
schelle kijssnede kaas
schètbasta
schierenschuren
schijrschaar
schoefelengulzig eten
schoelleslechterik
schoofzaklunchpakket
schoonpeereschoonvader
schotelvodvaatdoek
SchramilleOpgebrande kolen
schriejve / bleitewenen
schupspade
sebietstraks
serjeesernstig
servetietenstreken hebben
seurreweurigtegenwoordig
sevveslater
sewoalesoms
sezzedeken
sjaggereiroplichter
sjainslonzitbank
sjamfoeterDeugeniet
sjeeskinderwagen
sjeitstaart
sjemmeleirtwijfelaar, onzeker en traag iemand
sjokelatChocolade
slisseschuren
sloeffepantoffels
sloepekedoodlopend steegje
sloepekesmal straatje
smairregge teeffeeks
smossen of stettenmorsen
snelzoakervrouwenbroek
snosselensnoepen
snosselentussendoortjes eten
soembedrag
Sooike / Sooi / SwaFrans / Franciscus
sootkinderen
spaarbalk
SpaaveOvergeven / braken
spenseratcavia
spenserathamster
spensetèrefmais
spensialistspecialist
spiëkespuwen
spooseportie
sproetebakkessproetjesgezicht
staaruw voorhoofd
staarvoorhoofd
stammeneeherberg
stekelbezenkruisbessen
stekskeslucifers
strevergoede leerling
strotje van de witte maakesAdvokaatstraat (gedeelte)
subietstraks
swanjerenverzorgen
swenstondertussen
swenstterwijl
SwisKerkmeester

T

t geleigSteenbakkerijen
talloorbord
tantefeirmoeial
taterschommel
te stekkenvast hebben
te subietdaarstraks
tefrentverschillend
temstvergiet
teswenstterwijl
tis wellekes geweestHet is genoeg geweest
titterfopspeen
tNonnekestrotjeOnze-Lieve-Vrouwstraat
toernaviesschroevendraaier
toerttaart
toespoasBeleg
TôosThuis
tootverongelijkt gezicht
traavetrouwen
trizeevergiet
troppelbeesaalbes
troppelbezenaalbessen
trottenetstep
truut / flaaven truut / truut in pakskesonzin

V

vavader
vallingverkoudheid
veirkesmetVarkensmarkt
venderverkoper
ventman
verdevasjmuggelarven
verfroepseleverkreukelen
Vergedengstraat / BeneiëstraatGroene Hofstraat
verketvork
verlettenafwezig zijn
verveibang
vessemwreef
vevagrootvader
VizjeVirginie
vlofiets
voalbladkwaadspreker
vraavrouw
vroemwederom

W

wegsleerewegsleuren
werreworden
wetstiejnslijpsteen
wettescherpen
wippetaaterwip (speeltoestel)
wippetaterwip
wit en zwetsalami
woellliewow

Z

zaatzout
zabberezuigen
zabberenzeveren
Ze woont achter de gazetteZij woont op de boerenbuiten
zekkenzulke
zemelapzeemvel
zemelzoakerzeur
zie na iskijk nu eens
zieëvermotregen
zieëveronzin
zietzoet
ziete liesspekvet met suiker
zietekeszachtjes
zippekevest
zjattas
ZjeloJuliaan
zjizjipdrop
ZjolleJulia
koken
zoa / diezij
zoe zat as ne patatstomdronken
zwetzwart
zweuzezwoerd (van spek)
zwiermeelezwiermolen
Zwôke, zwôkesSpekzwoerd(en)

3 opmerkingen

  1. De woonkern `Boom` is de jongste in de Rupelstreek. Zij groeide echter sterk in korte tijd omwille van de voortschrijdende industrialisering. Het dialect is dus in eerste instantie een mengeling van spreekklanken uit de directe omgeving. Bij pieken van inwijking voegden zich daar klanken bij uit de provincie, vooral Klein-Brabant en het Vaartland. De volkstaal leeft en evolueert. Door de uitgravingen van de klei geraakten wijken en gehuchten van Boom van elkaar geïsoleerd. Zo konden er tussen de wijken kleine verschillen ontstaan binnen het Boomse dialect. De lijst op deze pagina is hoofdzakelijk het consensusdialect op het hoogtepunt van de ontwikkeling van de gemeente, d.w.z. hoofdzakelijk de eerste helft van de XXste eeuw. Opvallend hierin is de invloed van het Frans, vooral te danken aan pogingen van de ongeschoolde arbeiders om de taal van hun meestal Franstalige patroons te imiteren, vb. `sjeinslon` = `chaise longue`. De laatste decennia wordt de uitspraak sterk beïnvloed door het ABN (gestegen scholingsgraad) en nieuwe inwijking.
  2. In 1917-18 was er te Boom, wegens de voedseltekorten, een officieel toegelaten hondenslachterij. Hierdoor kregen de Bomenaars de bijnaam `Hondenfretters` en daaruit ontstond het `Hondenfretterslied`.
  3. de korte a wordt oe, eirm, èt of aa (damp=doemp, warm=weirm, hart= èt, kar=kaar)
    de lange a wordt een neusklank ao (tafel= taofel)
    de aa wordt jè (aarde=jèr, aardbei=jètbees of jèrbees, paard=pjeit) en soms o (onbeschaafd=onbeschoft)
    de ee wordt ei of ië (geel=geil, steen =stiën)
    de lange u en de uu worden ie (vier muren van de schuur= vier miere van de schier)
    de u wordt aa of i (nu=naa, kusje=kiske)
    de eu wordt ee (in geuren en kleuren=in geere en kleere), soms è (beurs=bès)
    de o wordt oe (stom=stoem), soms ook è (borst=best)
    de dubbele oo wordt oë of oeë (boom=boeëm)
    de ieu wordt ie (nieuw=nief)
    de ou en au worden aa (trouw=traa en gauw=gaa)
    de ei en ij worden oa (klei=kloa en hij=oa)
    de aai wordt oo of verlengde korte ô (naaien=nô)
    de ui wordt è (kruikje=krekse)