Boakels

Boakels wordt gesproken in Bakel. Boakels bevat 48 gezegden, 502 woorden en 0 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

48 gezegden

aachterum is 't kermisje kunt gerust achterom komen
d'n herd kêijerede huiskamer vegen
d'n hoan hi de henne getreeijede haan heeft de hennen getreden (besprongen)
d'n uurste keijerde eerste keer
dê beschiet niedat is niet veel (stelt niet veel voor)
dê besti niedat bestaat niet
dê duut ie niedat doet hij niet
dê hi veul kreum gekôst um dien bôm um te doewedat heeft veel inspanning gekost om die boom neer te halen
dê hittie grifdat kan hij heel goed
de hôg hirrede hoge heren
dê jis un hel weefkedat is een pienter vrouwtje
dê kriet ie niedat krijgt hij niet
dê meulentje toorst z'n best rônddat molentje draait flink rond
de zôg is an 't baggede zeug is aan het biggen
dê zuuk ik nieik heb geen zin om dat te doen
den hille Pil (=Peel)alles en iedereen
Deurensen bêêlDeurnenaar (spottend)
die gi mi de pak nêve de deurdie verkoopt costuums aan huis
dor hittie un uijgske nôpdaar heeft hij een oogje op
dôr kumt ie angeborteld op zijn klômpendaar komt hij aan op zijn lawaaierige klompen
hai fietst mi nu zeimlere lap in zun bôks, tiggen d'n blikhershij fietst met een zeemleren lap in zijn broek (tegen schrale billen)
hai hi de klirre aangehadhij heeft voor priester gestudeerd gehad
hai hitter schôn genôg af (ook: hai hitter tabak af) hij is het zat
hai is mi ne schiem vertrokkehij is in een flits vertrokken
hai kôs nie kommehij kon niet komen
hai vet un kuukskehij neemt een koekje
hai zihij zei
haj is an de vluggehij heeft diarree
hedde gaiheb jij
heejier op in (ook: tin in) hier op aan
iemes op de lut hebben (ook: iemes kulle) iemand te pakken hebben
ik ben wizze fietseik heb gefietst
ik doew op huijs anik ga op huis aan
krek inderprecies hetzelfde
meuske bêrgeverstoppertje spelen
mi de Korstmet de Kerst
mi de krommen êrm ankommeop (b.v. kraam-) bezoek komen met een presentje
mi toe beurzemet gesloten beurzen
mudde gaai dêmag jij dat
oewe kant keijerevoor je zelf opkomen
onkruid vergi nieonkruid vergaat niet
op un drefkeop een drafje
op ut hitst van den dagop het heetst van de dag
op zônne zinop die manier (in die geest)
toffelede zaak overhoop zetten (bij iemand die verkering heeft beeindigd vlak voor voorgenomen huwelijk)
ut reigent dêt hoorst't regent dat het niet mooi is
ze gôn tekeier dêt môuwtze gaan tekeer, dat het niet mooi is
ze raid 'mze is boos

502 woorden

'n heijel dilveel
'n heijel horteen hele tijd
'smêrges's morgens
'smiddes's middags
'smôndesmaandags
'swoenzuswoensdags
't reigent dêt hôorsthet regent dat het giet
't reigent dêt hôorsthet regent dat het niet mooi is

A

aachterumachterom
allingheel (compleet)
ammazuujrembouchure (vaardigheid om blaasinstrument te blazen)
ammazuurembouchure (vaardigheid om blaasinstrument te blazen)
anrijevertrekken (met fiets auto)
appelsiensinaasappel

B

bagbig
baggebiggen (werpen door zeug)
bê joawelja
bêêlbaal
beinbeen
beinbenen (mv zn)
bêjoawelja
bekantbijna
berrevoetsblootsvoets
beslagherseninfarct
besniejteontgelden
bessembezem
bestibestaat
bestôanbestaan
bezeijesbezijden
biejmeeskepimpelmeesje
binkebeentje
binnendurbinnendoor
bitjebeetje
bivvertbedevaart
bizzembes
bizzummebessen
blauwleggertjeheggemus
bleijkeblaadje
blêikgrasveldje (om was op te laten drogen)
bliejafblijf af
blikhersschraal achterwerk / billen (meestal door 't fietsen)
blikhersschrale billen
bloebloed
bloembloem
blûkklompen (=blokken)
blûkklompen (blokken)
bluumkebloempje
boekentboekweit
boeremoesboerenkoolstamppot
boezeroenoverhemd
bôksbroek
bôksetesbroekzak
bômboom
boogerdboomgaard
booibode
bortelekabaal maken (door mens of dier) b.v.met lopen, springen, spelen enz.)
bôtterkletserdirecteur van melkfabriek
brasseknoeien
BrawwusBrouwhuis
breimebraambessen
buijmbomen
bukskebroekje
burgemister (heel vroeger: d'n bôrger) burgemeester
burriesbalken aan kar (waaraan paard gespannen wordt
bûsbossen
bûskebosje
busselbundel
bustibestaat
butsebotsen
buukskeboekje
buunderhectare

D

d' ônsdie van ons
d'alliedie van jullie
d'n hille Pilalles en iedereen
d'óonsdie van ons
d' n herd kêijerehuiskamer vegen
dê beschiet niedat is niet veel
de socialesociale dienst
de vluggediarree
deegersteeds
degersteeds
des niedat is niet
deufduif
deufduiven
deufkeduifje
DeurzeDeurne
diejedie
diksentijdmeestal
dinzusdinsdags
doede gai utdoe jij het
doewedoen
dônderusdonderdags
dorsmussiendorsmachine
dousdoos
dreufdruif
dreuvedruiven
druijigdroog
druijig kuukskedroog koekje
druijigedrogen
druijjkedraadje
duijskedoosje
dur hebbedoor hebben
dûrpeldrempel
durrumdaarom
durske (of djirske) meisje
dutselêchtigverstrooid / vergeetachtig
duu (hai duugut) doet
duu hai utdoet hij het
duujzendduizend

E

epkeaapje
erbeierarbeider
erdskralpaardenbloem
ermkearmpje
êrmoeiarmoede

E

erpelaardappel
erpelaardappelen
evveltoch
êvveltrouwens

F

fiepfopspeen
fingdun smal
fisbunzing
flodderbônnetuinbonen
foorskekitig vrouwtje
foorskekittig vrouwtje
fraidusvrijdags
fubriekfabriek

G

gaffelhooivork
gai hetjij hebt
galliejullie
ganzemarsgroepje ACHTER elkaar wandelende mensen
geijjvelgevel
geijvelgevel
geligelegd
gemintenboijgemeentebode
gêngskegangetje
genôggenoeg
genôg (ook: zat) genoeg
genôg (ook: zat) genoeg
gepeupel (ook: klutjesvolk) het gewone volk
gêrfschoof (bundel graanaren)
geutbijkeuken
gifegaal (glad, gaaf, effen)
giftgeeft
giggutgaat het
GimmertGemert
ginsweidginds
gissegaat ze
gittiegaat hij
gleijerautoped
gleijerstep
gluijvegeloven
gô oit de weegga aan de kant
goeivrouwvroedvrouw
gonvertrekken
grif hebbengoed / gemakkelijk kunnen
groepgoot achter de koeien in de stal
grutjegrootmoeder
grutstrots
gruuningergroenling
gutsteinaanrecht

H

haffelhandvol
haffelefrunniken (frommelen)
hai duuguthij doet het
hai hihij heeft
hai hitter schôn genôg af (ook: hai hitter tabak af) hij heeft er schoon genoeg van
hai raid ' mhij is boos
haitheet
haithitte
hawdoetotziens
heijtheet
heithitte
helpienter
HelmudHelmond
hendiggemakkelijk
hendig zatgemakkelijk genoeg
hennekooikippenhok
herdhuiskamer
hermenieharmonie
heundhonden
heushuizen (mv-zn)
heuskehuisje (ook WC)
heuvegroentetuin bewerken
heuzehuizen (w.w.)
himmelhemel
hitstheetst
hittieheeft hij
hoejeesthoe is het
hoeneijerwanneer
hoewdhoed
hoishuis
hônd (ook: soek) hond
hortjetijdje / poosje
hôzze (ook: sûk) sokken
hugthoogte
huuijhoeden

I

iemesiemand
iksterekster
impussant (ook: meepussant) onderwijl (in het voorbijgaan)
inderhetzelfde
irgendergens

J

jawjou / jouw
jeungskejongetje
joongjongens

K

k'rningtkonijn
kaauwkoud
kannekunnen
keevemopperen
kepsblut / platzak
kepsplatzak / blut
kêrevegen (met bezem)
kermenoaikarbonade
keskekastje
keumkekopje
klôchtgroep (grote hoeveelheid)
klotturf
klotsgemulturfstrooisel
klûkskeklokje
klumperklompenmaker
klumpkeklompje
kneijknie
knibbeursportemonnee
kniepzakmes
knikbroodzak (knapzak)
knuijjpeknopen
koeikoeien
koewkoe
kommekomen
kommenkomen
kôrrekoren (graan)
korsmuskerstmis
kortslaatst (onlangs)
kortsonlangs
kôskon
kraigekruiwagen
krekprecies
krekprecies (net)
krekzojuist / even geleden
krek zatprecies (net) genoeg
krentjekrantje
kreuminspanning
krie (krie hai ut, kriede gai ut) krijgt
kriejgekrijgen
krigkreeg
krig (krig hai ut of krigde gai ut) kreeg
krimmerspit in de rug
kroezelkruisbes
krootdennenappel
kruijnagelsering
krullespannen (tekeergaan)
krutjedennenappeltje
kûirekuieren
kullefoppen
kulle (ook: op de lut hebben) foppen
kunningkoning
kûpkekopje
kûppigkoppig
kûrfkorf
kuusvarken
kwekskekwakje
kwêluknauwelijks
kwikkewegen (met de hand, om het gewicht te schatten)

L

leechtelukmisschien
leechtelukwaarschijnlijk
leechtmennekemeteropnemer (electr.)
leechtverrigmisschien
leechtverrigwaarschijnlijk
leijt ut ijs alhoudt het ijs al
lek aszoals
lempkelampje
lêstelaatste
ligtlaagte
lippellepel
loochtlucht
loupelopen
loziehorloge
lupsloops
luptloopt
lut (op de lut hebben) (ook: kulle) ootje (in het ootje nemen)

M

m'ndinnezodadelijk
maandmand
malkûrfvlaamse gaai
meedirect
meenmijn (bez.vnw)
mekanderelkaar
mêndjemandje
mennekemannetje
mennekemannetje (ook jongetje)
mêrgemorgen
mêrgevruugmorgenvroeg
mertmarkt
metselermetselaar
meulemolen
meundjemondje
meuskebêrgeverstoppertje spelen
mi de krommen êrm ankommeop (bv kraam-) bezoek komen met een presentje
mienekegeit
mikbrood
mikdoor twee takken gevormde vork
mikkerichten
millingmerel
MillusMilheeze
MillussewegMilheezerweg
môldereimaalderij
môllekkarnemelk
mouwie (ook: schôn) mooi
mudalliemedaille
muggemogen
muggik (ook: meuk ) mag ik
mûldermeikever
mundinnezodadelijk
mutserdbos droge takken (gebundeld brandhout)
muujgmoe

N

nêijnieuw
nêijtnieuw
neuzendrûplek aan dakgoot
nêvenaast
nieniet
niemesniemand
niemusniemand
niggelkenageltje
noagelnagel
nouwieniet graag
novvenantnaargelang
nuzzikomslagdoek
ôapaap

O

onderweegesonderweg
ongeduurigongeduldig
op hois an doewenaar huis gaan
op unne vierkletsin een galop
op unne vierkletsin galop
ôpdoeweoppoetsen / opruimen (wat geknoeid of vies gemaakt is)
ôppernêijtopnieuw
ôppesoartmisschien
ôppesoartwaarschijnlijk
ôpscheuveopschuiven
ôrreoren
ôssumadem

O

ouweroor

P

p'stouwerpastoor
peen (ook: finge pizzerik) gierigaard
peeppijp
peijkepaadje
penantsteunbeer
pengeonkruid
pêrdegetuugpaardentuig
permeteijreklagen
perrepluujparaplu
petazziestamppot
pinegelegel
pirzikkeperziken
pjerdpaard
plakveld (akker)
pleggerjuten dikke schort (voor op de boerderij)
pleggerwerkschort (van juten voor op de boerderij)
pliessiepolitie
plukkumonkruid
pôfstof (dat op kan waaien)
pôffervrouwenhoofddeksel (met veel kant er aan)
pruujveproeven
pumpkepompje

R

raifelerafelen
reijphoepel
rêirenbibberen
roam (ook: venster) raam
rôlukvanzelfsprekend, naar verwachting
rômkaarsmelkwagen
rômmemelk
roofwondkorst / zweer
rumkeraampje
rûsgraszode

S

SchailukDuur
schailukschadelijk
scharsscheermes
scheierschaar
schelfthooizolder
scheufkeschuifje
schietbusproppeschieter
schietloudschietlood
schoeffelschoffel
scholkschort
schreevergeelgors
schreveschrijven
schruwwehuilen
schupschop
seffensdadelijk
seffesdadelijk
sepdrop
SintereklôsSinterklaas
skaarzeschrapen
skaarze (bijjin skaarze) schrapen (bijeenvegen)
skruuifkeschroefje
slêngskeslangetje
slipomhooggehouden schort (om er b.v.groenten in te leggen)
slipschoot
smedsmid
snêirkleermaker
snêiveljenever
snelzêikeropen directoire
snuupkesnoepje
snuwsneeuw
soaves's avonds
sônduszondags
sôtteruszaterdags
speulespelen
spiklôssiemennekespeculaasje
spuulingtaptemelk (ondermelk)
startstaart
stiekelastiek
stinkolliepetroleum
stoewelstoel
stookbrandstof (hout, turf, steenkool)
stôotvogelroofvogel
strantbrutaal
strikkeldeugniet (etter)
strikkeltepel (van koe)
stroatdorpscentrum
stuujelstoelen
swerrusdoordeweeks

T

t'oavundvanavond
taafturrena de middag
tas koffiekop koffie
tassenopstapelen
teksketakje
temiddigvanmiddag
tengetegen (iets) aan
terwtarwe
tesnuzzikzakdoek
teungsketongetje
tiggen d'n donkeretegen de avond
timperbeslag voor pannekoeken
tin indeze kant op
tissebraden / bakken
toffeltafel
toongtong
trammelantgedoe (problemen)
treijetreden
treumketrommetje
troomtrom
truijfeltroffel
tumiddugvanmiddag

U

uitleigeverlagen / uitdiepen van stuk grond (door laag geel zand er onderuit te halen)
umdoeweneerhalen (muur, boom e.d.)
umdoeweomploegen
umdoeweomspitten
umtrentongeveer
un heijel dilheel veel
urkeoortje
uupermanopperman
uursteerst

V

vanaigesvanzelf
vattenemen / pakken
verdiesverdommes
vêrfverf
vêrke (ook: kuus) varken
VerketVork
verrigklaar
verschiejteschrikken
vierkletsgalop
vindigvlug
vingevinden
vluggediarree
voewtvoet
vollukbezoek (visite)
vôrtvoortaan
vreijdgretig (erg belust)
vrellekeslotje (op deurtje of raam) = blokje dat om spijker draait
vruugvroeg
vuggelkevogeltje
vuggelkuskôikevogelkooitje
vulleveulen
vundereuitzoeken (uithoren)
vurvoor
vur sleszomaar (niet voor het echte)
vurdeurvoordeur
vuujtvoeten

W

wa zittiewat zegt hij
watterwater
weefkevrouwtje
weindwind
wetstrikkelwetstaaf (om zeis aan te scherpen)
wie duugutwie doet het
wiewawwielewaal
witte gai dêweet jij dat
wônne (in het Helmonds: `wonnie`)nietwaar (toevoeging aan het einde van een zin)
wôrrendwaarheid
wôrrentwaarheid
wurrumwaarom

Z

zaaimanneonkruid (met lange stelen)
zaaimannenonkruid (met lange stelen)
zaissiezeis
zekskezakje
zizei
zidde gai dêzei jij dat
zilke (ook: tawke) stukje touw
zinklaagte (in het landschap)
zoebelesabbelen
zoebullusabbelen
zôgzeug
zulderkruis van de broek (achterste gedeelte)
zulderzolder
zunnekezonnetje
zuujkezoeken