Blericks

Blericks bevat 2 gezegden, 503 woorden en 1 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

2 gezegden

Daor guuef se gen piëp tebak veurDat is niet veel waard
Un stök in zien laai hebbeDronken zijn

503 woorden

A

aafaf
aafbraekeafbreken
aafgehaoldafgehaald
aafgeloupeafgelopen
aafhauweweggaan
aafkómsafkomst
aafloekseafhandig maken
aafloupafloop
aafscheidafscheid
aafsloëteafsluiten
aafspraokafspraak
aafstriejetegenspreken
aaftraejeaftreden
aanbéjeaanbieden
aandoedeleiemand z'n gang laten gaan
aangaeveaangeven
aangebaojeaangeboden
aangezeenaangezien
aankiëkeaankijken
aankleiïngaankleding
aankómmeaankomen
aankómsaankomst
aankóndigeaankondigen
aankruutseaankruisen
aansloèteaansluiten
aanvraogaanvraag
aekazijn
aerbaeseaardbeien
aerdaarde
aetentjeetentje
aettentrestaurant
aeveeven
aevegoodevengoed
aevelin ieder geval
aevelook
aldoud
algemeinalgemeen
allemaolallemaal
allerhandallerlei
allewielstegenwoordig
alzelaevealtijd
antwaordantwoord
aoliebiësjeOnze-Lieve-Heersbeestje
aope laoteopenlaten
aopmakeopenmaken
aovendavond
appelesiensinaasappel
astebleefalstublieft

B

baedelebedelen
baeregoodberegoed
baeterbeter
baeterhersteld
baeterkoupgoedkoop
baodschappeboodschappen
baoveboven
baovegeneumdebovengenoemde
baoveleechbovenlicht
baovenopbovenop
batterelawaai maken
bedinkebedenken
bedoonaanstellen
bedraagbedrag
bedraagverwondering
bedriëfbedrijf
beejbij
beejdragebijdragen
beejeinbijeen
beejeinkómsbijeenkomst
beejgaondbijgaand
beejgeslaotebijgesloten
beejgevoogdebijgevoegde
beejlagebijlage
beejwoënebijwonen
begaaiete goed doen
begósbegonnen
begriëpebegrijpen
begroëtbegroot
begruuëtingbegroting
beheidrukte
behuuerebehoren
behuuërlikbehoorlijk
behuuërtbehoort
beinbenen
bekiëkebekijken
bekindbekend
beklotsebekijken
belaevebeleven
belangriëkbelangrijk
belaofbeloof
beloëningbeloning
belónneballonnen
belunkeballonnetje
bemmeleloshangen
beneumebenoemen
bepaolebepalen
berappebetalen
beroopberoep
bestemodergrootmoeder
bestevadergrootvader
betje beheidrukke vrouw
beziejes (de waorheid)bezijden (de waarheid)
bezumpde (ouge)betraande (ogen)
bezwiegesafgezien van
bièterkestandjes
boeremoosboerenkool
boes (haor)bos (haar)
bôggeskookkoek van boekweitmeel
bôksenbaomachterkant broek
bolderwagetrekwagen op vier wielen
bôngerdboomgaard
bôtterboter
bôttermelkkarnemelk
broëzeruitloop riolering
bäökehuilen
bäövestebovenste

D

dabbewroeten
detdat
doënderbeejdichterbij
doorslaagvergiet
dougedeugen
draosbôkssufferd
dreksbakvuilnisemmer
drekskèrvuilniswagen
duchtige kôm-us-veurgrote borstenpartij
duilessullig persoon
duipdoopsel

E

eigesgemakzelfgemaakt
eikètskeeekhoorntje
elderouder (van kind)
euverdaagoverdag

F

faatsalleen
FaatsLos, solo, alleenstaand
feeponhebbelijke vrouw
fieësfeest
fiejuulkeviooltje (bloem)
fiemelenaar de mond praten
fiespernölleprutsen
fieteweglopen
fioëlviool
flabbedeijesdwaas
flatseniet slagen (b.v. school)
floepschrik (hebben)
flôtsmus
fôddelelompen
friekas (de ganse)hebben en houden ('t hele)
fuuelkevoile

G

gaejewieden
gaevegeven
galdereschreeuwen, hard zingen
garepaapwaterjuffer (scheldwoord)
gashoësziekenhuis
gedeunsgedoe
gelpmals
geplaargetop
gerdeneertuinder
gevraetgelaat (platvloers)
giebelegiechelen
giëfgaaf
gietsiggierig
gifschiëteriemand die vlug kwaad is
graafsloot of verdiept gedeelte
graotendeefmager persoon
greeknors iemand
greuzeleinwendig plezier hebben
groeëtgroot
groëtmoelpraatjesmaker
gäötstein, paolingsteingootsteen

H

haammaekerzadelmaker
hampelhandjevol
hashandschoen
heej-e-ropperhierheen
heiligewerkhuidaandoening
herfshaanpuber jongen
herregodsvruuegtevoor dag en dauw
hiëphakbijl
hoëshuis
hoësflôtshuismus
hômmelschooronweersbui
hortigonstuimig
huidvleiszult
huije, spójehaasten
huuldopbromtol
hötje loukonnozele ziel
hötje loukuienbol

I

iefervlijt
iëskasijskast
illikbunzing
ingelengel (lief meisje)

J

jatseachter meisjes aanzitten
jeppeveel drinken
joekspret
joekskepeldweilorkest
joenkejanken
jóngesjongens
jäörigjarig

K

kaaljakkeriemand die zich rijker voordoet
kaelkerel
kallebasboodschappentas
kammezäöleaframmelen
kappeswitte kool
KarboetBalkenbrei
kattemieskeswilgenkatjes
kaveleopnieuw doen
keitsehardlopen
kemmelvötjelastig kind
kepsplatzak
kerboëtbalkenbrij
kerdièzehalen (valt er iets te)
kermenaaicarbonade
kernaalie, vaegfeeks
kersdaagkerstdag
keviefvlug van begrip
kiëbeshoofd
klaatseom de oren slaan
klampamper
klasjenéreredeneren
klavietershanden
kleddernaatkletsnat
kleekfluim
kliembiemalles
kloët-vioëlknommel
kloëteklote
kloprieskegard
kluntjesemiksuikerbrood
knôddelslijk
knoeveleknuffelen
knômmelprul
knupknoop
knuursterke kerel
knörfboerenkinkel
koedeljachtroep
krangsverkeerd
krankziek
kriëmerkramer
krintemikkrentenbrood
kroëkestopklein persoon
kroëtstroop
kuit, joerkgrote neus
kuitestoeien
kuumezuchten
kwaeletobben
kwakjong vogeltje
kwaojenhooskinkhoest
kwatsonnozele praat
kwazelonzinnig gepraat
kwekvorskikker
kölsknikker
kösmuulkekusje op de mond

L

laailade
laamkreupel
labberjoeksflauwe kul
laeggemeen
lappegeld bijeen leggen
lapzwansleegloper
leesvliesvet (varken)
leisteveroorloven
lepsflauw, smakeloos
leweitlawaai
lôchlucht
loepgemene vent
loetsfopspeen
loukui
luchtepoallantaarnpaal
löèzekemkefijne kam (om luizen te vangen)

M

maedjemeisje (verloofde)
manskaelmanspersoon
met bedraagaandacht (met)
metliejemedelijden
metsmes
meugelikkeeventuele
meulepaerdzwaar gebouwde vrouw
mièmererode bessen
mismoodmoedeloosheid
mispelwesp
Moek d'n boek dan vrit hae goôdIemand paaien
moerwaterketel
moosgroente (div.) geld (soms ook)
muuegmoe
muulkekusje, snuitje
möppigduur
mörfmurw

N

naatje petniet veel zaaks
naevenaast, langs
naoberbuurman
naolestignalatig
neesteniezen
neetneklastig persoon
neksnaakt
netseplagen
nollessullig persoon
noownu
nuisdookomslagdoek
nutteriklelijkerd
nuuetelikhumeurig

O

oelesbierpul
oeligklein
oëmeoom
oët-e-reinuit elkaar
oëtbingeltekst en uitleg
oëtdoonrooien op het land
oëthaldetoetasten
oëtpoetsestandje geven
oëtschoebeuitbrander geven
oëtslièpevoor de gek houden
oëtstrièkezich vuil maken
oëtstökkereverstellen
oëttrekkeontkleden
ômponeven

O

ongelkaarsenvet
opkratsevertrekken
opwiekseiemand ergens warm voor maken
ozelarmoede
ozeligwaterkoud

P

paezesnijbonen van draadjes ontdoen
paolingsteinaanrecht
pappendekasfalt-papier
patereijsberen (op en neer)
paveschieten (pistool)
peeksuisse (ordebewaarder kerk)
petataardappel
pindraodprikkeldraad
plakkeopschieten
plareploeteren
platsplatte ronde mik
plekkeplakken
plekplaosterlangblijver
plevuuesvloertegel
pluutzakmes (groot)
poefbôksplusfour-broek (wijde pijpen)
poejakkehard werken
poekelbochel
polverbuskruit
PômpesteinGootsteen
pôngeloud kledingstuk
poolplas water
poszegel trekkelelijk gezicht trekken
praosluie stoel
preugelpak slaag
proofeerste stuk bij slacht (b.v. voor pastoor)
puntelikstipt

R

raadgekstapelgek
radouwlawaai
ramtotaal
ratshelemaal
razelerillen
reeskakdiarree
reifelrafel
reiphoepel
remmelruwe kerel; mannetjes konijn
reubraap
rikskevork (om te eten )
ritsscheur
roebeloneffenheid
roëtefletsertol met platte kop
roetsbaanglijbaan
rubberibben
ruuesterrooster
räöfke (raof)korstje op zweer
rölsebuitelen in het gras

S

sakkerjuujonhebbelijk persoon
saravals persoon
schaemelschamel
schalevaegeronbetrouwbaar iemand
schinkham
schôttelsletvaatdoekje
schreur, sniederkleermaker
schörkèrkruiwagen
siesschat
sjoesterschoenmaker
slabbemorsen
sleetslijtage
SliepsStropdas
sloeksnoep
sloekesnoepen
slumslim
smeichelenaar de mond praten
smiespelefluisteren
smiespele, fiesperefluisteren
snammelreepje (stof)
snebbelpraatzieke vrouw
snelluiperautoped
snieësneeuw
snitjehet beste
snoekehartstochtelijk snikken
snôtterbelsnotneus
snufferdneus
snuttevastpakken, wegnemen
sôkkerpaeklaurierdrop, staafdrop
spienzerondkijken
spraonspreeuw
spraone-nekskedunne nek
spraotsport (ladder)
sproëte, käökbölkesspruitjes
stamelestotteren
stangketselijzeren hek
stèchele, straevelekibbelen, bekvechten
steevellaars
stiefeleweggaan
straotendrekbrutaal als . . .
strietsegappen
subbedeijesonnozele hals
sunksinds
swerdesop werkdagen

T

tateledruk praten
telderbord
teszak (kledingstuk)
thieëthee
toemelkopzorg
toepekloppen (kaartspel)
toesseruilen
toëtestoom- / sirene-fluiten
tômphoek
tootermodder
traejschrede
traejtrede
traejetreden
trosseverzamelen brand(stapel)hout
tuupeinkorten
täötpapieren zak, praatziek iemand
täötsbeu

U

uigekijken
umtrintbijna
uümbejaarde (spottend)

V

vaaivouw, rimpel
vaerveerpont
van-eigesvanzelf
vanaovendvanavond
vans-geliëkehetzelfde (bij wensen)
vastelaovendcarnaval
vastelaovendvastenavond
verdoetseiets duidelijk maken
verduusseldbewusteloos
verhöffevertillen
verkammezäölegrof (ruw) behandelen
vermuibeleaframmelen
verrannewérevernielen
verroepzakke, verschangeliséreverknoeien, bederven
verslakkereverwelken
vertraejemisstappen
verwaarebewaren
verzouweleeten / drinken koud laten worden
vetdèlkesmerig meisje
vetkedeesmeerkees
veugegoed afgaan
visgaerdvishengel
vlokkerlevenslustig
voeësflauw, voos
votte-teskeachterbroekzak
vrechbrutaal
vreerevriezen
vur-aan-makeopschieten

W

waalwel
waboorveeg
waegeschiëterooglid-infectie
waegkretserkantonnier
waemeskevest (van kostuum)
waerbörstelweerbarstig haar
waerskoppig
wannesollen
waspinkewasknijper
wasriëfwasbord
waswiëfkletskous
watsmep
wazelgewauwel
wetsweet
widmanweduwnaar
widvrouwweduwe
wiëd-e-wegver weg
wieëwilgen
wieksschoensmeer
wielkepoosje
wierikwierook
wierikspot (sintermerte)vuurblik (sint maarten)
wiertsjaftedruk bezig zijn
wietstwijg, mop (grap)
wortelestamphutspot
woutpolitie agent
wuilesonbenullig iemand

Z

zakdookzakdoek
zakkeduusterpikdonker
zatvraeterslechte eter (te weinig)
zeikdimpelmier
zeiverekwijlen, zaniken
zeiverlepkeslabber
zeukzoek
zeumereverzamelen (o.a.graan)
zeurtriënzanikende vrouw
ziemelezachte regen
ziepnaatdoor en door nat
zoebelezuigen, likken (snoep)
zoëpkuit, zoëpschuitiemans die vaak dronken is
zoëpniekelgewoonte dronkaard
zômmedeinaanstonds
zoormooszuurkool
ZumpeHuilen
zumpeschreien, huilen
zumpmoelhuilebalk
zwaegelaerkletsmajoor
zwalmzwaluw
zweeleelt
zwensaframmeling
zwetskammezäölkletsmajoor
äöpeneopenen

1 opmerkingen

  1. Ut laeve is as ein kinderhaempke, kort en beschéte