1. MWB
  2. Vertalen
  3. Voorbeeldzinnen
  4. vacation (EN>NL)

Voorbeeldzinnen

Typ een woord of woordcombinatie en we tonen je de zinnen waar dit woord in voorkomt. Bv. `Geachte Heer` of `mooi weer`

Zoek zinnen


Zinnen met de exacte overeenkomst:

Er zijn ongeveer 500 zinnen met `vacation` gevonden

  1. EN: Christmas vacation - NL: Kerstvakantie
  2. EN: I need a vacation from this vacation. - NL: Ik heb vakantie nodig door deze vakantie.
  3. EN: Spend the vacation. - NL: Uitgebreide vakantie.
  4. EN: Family vacation homes? - NL: Vakantiehuisjes voor familie?
  5. EN: Favorite family vacation? - NL: Favoriete familievakantie?
  6. EN: Perfect vacation spot. - NL: Echt een vakantiedorp.
  7. EN: and our vacation. - NL: En onze vakantie.
  8. EN: With paid vacation? - NL: met betaalde vakantie?
  9. EN: Worst vacation ever. - NL: Ergste vakantie ooit.
  10. EN: Worst vacation ever! - NL: Slechtste vakantie ooit.
  11. EN: Best vacation ever! - NL: Beste vakantie ooit.
  12. EN: Our vacation, Roger. - NL: Onze vakantie, Roger.
  13. EN: Like summer vacation? - NL: Zoals de zomervakantie?
  14. EN: I vacation there. - NL: Ik vier daar vakantie.
  15. EN: Taking another vacation! - NL: Nog en vakantie nemen!
  16. EN: Fascists vacation too. - NL: Fascisten hebben ook vakantie.
  17. EN: vacation to Hawaii! - NL: Vakantie naar Hawaï!
  18. EN: Enjoy your vacation. - NL: Geniet van uw vakantie.
  19. EN: Great vacation, Peg. - NL: Fantastische vakantie, Peg.
  20. EN: A long vacation... - NL: Een lange vakantie...
  21. EN: Your favorite vacation. - NL: Je favoriete vakantie.
  22. EN: Enjoy the vacation. - NL: Geniet van je vakantie.
  23. EN: acrued vacation days - NL: overlopend verlof
  24. EN: Enjoy your vacation. - NL: Geniet van je vakantie.
  25. EN: Best vacation ever. - NL: De beste vakantie ooit.
  26. EN: vacation or work? - NL: Vakantie of werk?
  27. EN: vacation in Transylvania. - NL: Vakantie in Transylvanië.
  28. EN: It 's the vacation soon or the vacation 's coming. - NL: Het is binnenkort vakantie of de vakantie komt eraan.
  29. EN: Turns out the vacation is not a vacation after all. - NL: De vakantie blijkt toch geen vakantie te zijn.
  30. EN: Amy 's on vacation. - NL: Amy is op vakantie.
  31. EN: You 're on vacation? - NL: Ben je op vakantie?
  32. EN: You still on vacation? - NL: Bent u nog op vakantie?
  33. EN: On my summer vacation - NL: Op zomervakantie.
  34. EN: Next year 's vacation. - NL: Volgend jaar weer.
  35. EN: Your vacation is over? - NL: Ben je terug van vakantie?
  36. EN: Have a good vacation. - NL: Een fijne vakantie.
  37. EN: You going on vacation? - NL: Je gaat op vakantie.
  38. EN: Am I on vacation? - NL: Ben ik op vakantie?
  39. EN: He went on vacation. - NL: Hij is op vakantie.
  40. EN: This isn 't vacation. - NL: We zijn niet op vakantie.
  41. EN: Spring vacation students gather. - NL: Lentevakantie studenten verzamelen.
  42. EN: You need a vacation. - NL: Je hebt een vakantie nodig.
  43. EN: I 'm on vacation. - NL: Ik ben op vakantie.
  44. EN: You went on vacation? - NL: Ben je op vakantie geweest?
  45. EN: Taylor is on vacation. - NL: Taylor is op vakantie.
  46. EN: Some well deserved vacation. - NL: Wat welverdiende vakantie.
  47. EN: You were on vacation. - NL: Jij was op vakantie.
  48. EN: They 're on vacation. - NL: Die zijn op vakantie.
  49. EN: Cynthia, this vacation stinks! - NL: Cynthia, dit is een rotvakantie!
  50. EN: We are on vacation. - NL: Wij hebben vakantie.
  51. EN: vacation for 10 years? - NL: Op vakantie voor tien jaar?
  52. EN: Any summer vacation plans? - NL: nog vakantieplannen?
  53. EN: Yeah, for a vacation! - NL: Ja, voor een vakantie!
  54. EN: Go on a vacation. - NL: Gaan op een vakantie.
  55. EN: Fig is on vacation. - NL: Figuur is op vakantie.
  56. EN: You need a vacation. - NL: Je bent toe aan vakantie.
  57. EN: vacation 's over, Clark. - NL: Vakantie is voorbij, Clark.
  58. EN: A vacation with Flanders? - NL: Een vakantie met de Flandersen?
  59. EN: vacation in the Ötztal - NL: Vakantie in het Ötztal
  60. EN: A vacation to Boston? - NL: Een vakantie naar Boston?
  61. EN: Still on vacation, daddy? - NL: Nog steeds op vakantie, papa?
  62. EN: He went on vacation. - NL: Hij is met vakantie.
  63. EN: You folks on vacation? - NL: Zijn jullie met vakantie?
  64. EN: I want a vacation. - NL: Ik wil een vakantie.
  65. EN: Now comes the vacation. - NL: Nu komt de vakantie.
  66. EN: Have a nice vacation. - NL: Prettige vakantie.
  67. EN: Maybe a nice vacation. - NL: Misschien een leuke vakantie.
  68. EN: Have a wonderful vacation. - NL: Geniet van een heerlijke vakantie.
  69. EN: Violet 's on vacation. - NL: Violet is op vakantie.
  70. EN: Have a good vacation. - NL: Fijne vakantie! Oké.
  71. EN: You need a vacation. - NL: Jij bent aan vakantie toe.
  72. EN: Take a vacation later. - NL: Neem later vakantie.
  73. EN: Not the vacation, tom. - NL: Niet de vakantie, Tom.
  74. EN: Dog walker on vacation? - NL: Heeft de hond vrij?
  75. EN: You 're on vacation. - NL: Je hebt vakantie.
  76. EN: How 's the vacation? - NL: Hoe is de vakantie?
  77. EN: Yeah, the vacation photos. - NL: Ja, de vakantiefoto' s.
  78. EN: vacation, leave of absence. - NL: Vakantie, vrije dagen.
  79. EN: Who 's on vacation. - NL: Die is op vakantie.
  80. EN: She was on vacation! - NL: Ze was op vakantie.
  81. EN: Everyone needs a vacation. - NL: Iedereen heeft vakantie nodig.
  82. EN: I need a vacation. - NL: Ik heb vakantie nodig.
  83. EN: The perfect family vacation. - NL: De perfecte familievakantie.
  84. EN: I 'm on vacation. - NL: Ben met vakantie.
  85. EN: What kind of vacation? - NL: Wat voor vakantie?
  86. EN: So not a vacation? - NL: Dus niet een vakantie?
  87. EN: My vacation is over. - NL: Mijn vakantie is voorbij.
  88. EN: When 's the vacation? - NL: Wanneer is die reis?
  89. EN: Somebody needs a vacation. - NL: Iemand moet een vakantie.
  90. EN: Taking a vacation somewhere. - NL: Ergens op vakantie.
  91. EN: I need a vacation. - NL: Ik ben toe aan vakantie.
  92. EN: How was your vacation? - NL: Hoe was je vakantie?
  93. EN: She took vacation time. - NL: Ze had vrij genomen.
  94. EN: Everyone was on vacation! - NL: Iedereen was op vakantie.
  95. EN: Not on vacation either. - NL: Ook niet op vakantie.
  96. EN: Just a quick vacation. - NL: Enkel een snelle vakantie.
  97. EN: Last-minute vacation, Ethan? - NL: Last-minute vakantie, Ethan?
  98. EN: We 're on vacation. - NL: We zijn op vakantie.
  99. EN: He needed a vacation. - NL: Hij was aan vakantie toe.
  100. EN: Have a nice vacation! - NL: Fijne vakantie mijnheer!
  101. EN: He 's on vacation? - NL: Hij is met vakantie?
  102. EN: Pass on the vacation. - NL: Ik hoef geen vakantie.
  103. EN: the ultimate vacation destinations. - NL: De ultieme vakantiebestemmingen.
  104. EN: Lf you can go on vacation, you should go on vacation. - NL: Als je op vakantie kan gaan, moet je op vakantie gaan.
  105. EN: It 's time for vacation. - NL: Het is tijd voor vakantie.
  106. EN: Did you enjoy your vacation? - NL: Heb je genoten van je vakantie?
  107. EN: Well, we were on vacation. - NL: Nou, we waren op vakantie.
  108. EN: It 's a horrible vacation. - NL: Het is echt een rotvakantie.
  109. EN: I just started my vacation. - NL: Ik heb net vakantie.
  110. EN: I should take a vacation. - NL: Ik zou vakantie moeten nemen.
  111. EN: Punish me with no vacation? - NL: Krijg ik dan geen vakantie?
  112. EN: Surgery is like a vacation. - NL: Die operatie is vakantie voor me.
  113. EN: This isn 't a vacation. - NL: Dit is geen vakantie.
  114. EN: She really needed a vacation. - NL: Ze had echt wat vakantie nodig.
  115. EN: First vacation in years, right? - NL: De eerste vakantie in jaren, niet?
  116. EN: Security is never on vacation. - NL: Veiligheid gaat nooit met vakantie.
  117. EN: Maybe we need a vacation. - NL: Misschien hebben we vakantie nodig.
  118. EN: ... while he was on vacation. - NL: Om mee op vakantie te gaan.
  119. EN: You 'll get a vacation. - NL: Je gaat met vakantie.
  120. EN: Tell us about your vacation. - NL: Vertel ons over je vakantie.
  121. EN: My own little vacation spot. - NL: M' n eigen vakantieplekje.
  122. EN: I don 't like vacation. - NL: Ik hou niet van vakantie.
  123. EN: But we 're on vacation! - NL: Maar we zijn met vakantie!
  124. EN: Consider yourself on paid vacation. - NL: Beschouw uzelf op betaald verlof.
  125. EN: Mark, how was your vacation? - NL: Mark, hoe was je vakantie?
  126. EN: Tits McGee is on vacation. - NL: Tits McGee is op vakantie.
  127. EN: So it is a vacation. - NL: Dus het is een vakantie.
  128. EN: I so needed this vacation. - NL: Ik was hier echt aan toe.
  129. EN: This is a vacation home. - NL: Dit is z' n vakantiehuis.
  130. EN: Taking a little accrued vacation. - NL: Ik had nog zoveel dagen over.
  131. EN: Gentlemen, we need a vacation. - NL: Heren, we hebben vakantie nodig.
  132. EN: Was that before our vacation? - NL: Was dat voor onze vakantie?
  133. EN: I shall plan a vacation. - NL: Ik zal een vakantie plannen.
  134. EN: Or we shorten the vacation. - NL: Of we korten de vakantie in.
  135. EN: When is your vacation over? - NL: Wanneer is uw vakantie afgelopen?
  136. EN: Look at these vacation photos. - NL: Kijk eens naar deze vakantie foto' s.
  137. EN: Are you guys on vacation? - NL: Zijn jullie met vakantie?
  138. EN: This is a vacation house. - NL: Dit is een vakantiehuis.
  139. EN: Death will be a vacation. - NL: De dood zal een vakantie zijn.
  140. EN: This is a lovely vacation. - NL: Wat een heerlijke vakantie.
  141. EN: You owe me a vacation! - NL: Ik wil op vakantie!
  142. EN: I want a family vacation. - NL: Ik wil een familievakantie.
  143. EN: Yeah, we 're on vacation. - NL: Ja, we zijn op vakantie.
  144. EN: This is not a vacation. - NL: Dit is geen vakantie.
  145. EN: Maybe you need a vacation. - NL: Misschien moet je op vakantie.
  146. EN: I 'm taking my vacation. - NL: Ik neem vakantie.
  147. EN: Mahtob 's got a vacation. - NL: Mahtob krijgt vakantie.
  148. EN: This is my vacation hat! - NL: Dit is mijn vakantie hoed!
  149. EN: You obviously need a vacation. - NL: Je bent duidelijk aan vakantie toe.
  150. EN: Croatia for a vacation, huh? - NL: Kroatië voor een vakantie, hè?
  151. EN: This is about our vacation. - NL: Dit gaat over onze vakantie.
  152. EN: So... another vacation almost over. - NL: En... weer een vakantie bijna voorbij.
  153. EN: We 're not on vacation. - NL: We zijn niet op vakantie.
  154. EN: Schleyer goes on vacation tomorrow. - NL: Schleyer gaat overmorgen op vakantie.
  155. EN: I 'm not on vacation. - NL: Ik ben niet op vakantie.
  156. EN: Kind of a working vacation. - NL: Een soort van werk vakantie.
  157. EN: On a little spa vacation. - NL: Een kuuroordvakantietje.
  158. EN: You just need a vacation. - NL: Je hebt vakantie nodig.
  159. EN: Maybe he needs a vacation. - NL: Misschien is hij aan vakantie toe.
  160. EN: Is on vacation, left today. - NL: Is op vakantie, vandaag vertrokken.
  161. EN: On vacation with my patience. - NL: Op vakantie samen met m' n geduld.
  162. EN: We had sushi on vacation. - NL: We aten sushi in de vakantie.
  163. EN: It 's almost summer vacation. - NL: Het is bijna zomervakantie.
  164. EN: Take a vacation with them. - NL: Ga met ze op vakantie.
  165. EN: Perfect start to our vacation. - NL: Een leuk begin van de vakantie.
  166. EN: On vacation with my parents. - NL: Op vakantie met mijn ouders.
  167. EN: What happened during the vacation? - NL: Wat is er in de vakantie gebeurd?
  168. EN: Dave, jen, enjoy your vacation! - NL: Dave, Jen, geniet van jullie vakantie!
  169. EN: Are you here on vacation? - NL: Ben je op vakantie?
  170. EN: Are you here on vacation? - NL: Bent u hier op vakantie?
  171. EN: No, this is a vacation. - NL: Nee, dit is vakantie.
  172. EN: So that 's our vacation? - NL: Is dat onze vakantie?
  173. EN: He took a vacation day. - NL: Hij heeft een vrije dag.
  174. EN: Enjoy your vacation, Comrade Major. - NL: Fijne vakantie, kameraad majoor.
  175. EN: Sex on a family vacation? - NL: Seks op een familie vakantie?
  176. EN: I sent him on vacation. - NL: Ik heb hem op vakantie gestuurd.
  177. EN: He 's probably on vacation. - NL: Hij is waarschijnlijk op vakantie.
  178. EN: You just need a vacation. - NL: Je bent gewoon aan vakantie toe.
  179. EN: All the romantic vacation spots. - NL: Al de wittebroodsbestemmingen.
  180. EN: Hey, I 'm on vacation! - NL: Hey, Ik heb vakantie!
  181. EN: Take a vacation from yourself. - NL: Neem een vakantie van jezelf.
  182. EN: I 'm here on vacation. - NL: Ik ben met vakantie.
  183. EN: I 'm on summer vacation. - NL: Ik ben met zomervakantie.
  184. EN: I 'm just... on vacation. - NL: Maar ik ben gewoon op vakantie.
  185. EN: Enjoy your vacation in Chino. - NL: Prettige vakantie in Chino.
  186. EN: So, you guys on vacation? - NL: Dus, zijn jullie op vakantie?
  187. EN: Brian, is this our vacation? - NL: Brian, is dit onze vakantie?
  188. EN: You mean, the dream vacation? - NL: Je bedoelt, de droomvakantie?
  189. EN: What, are you on vacation? - NL: Ben jij op vakantie, of zo?
  190. EN: Yeah, my vacation was great. - NL: Ja, mijn vakantie was geweldig.
  191. EN: You ready for your vacation? - NL: Zijn jullie klaar voor jullie vakantie?
  192. EN: These people are on vacation. - NL: Deze mensen zijn op vakantie.
  193. EN: I got some vacation time. - NL: Ik heb nog wat vakantiedagen.
  194. EN: She 's taking vacation time. - NL: Ze neemt vakantie op.
  195. EN: Wilma deserves a nice vacation. - NL: Wilma verdient een leuke vakantie.
  196. EN: I spent the vacation fund. - NL: Ik heb het vakantiegeld gebruikt.
  197. EN: They 're all vacation pics. - NL: Het zijn vakantiefoto' s.
  198. EN: Did you ever vacation there? - NL: Wel eens geweest?
  199. EN: I 'm not on vacation. - NL: Ik ga niet op vakantie.
  200. EN: It 's not a vacation. - NL: Het is geen vakantie.
  201. EN: My therapist was on vacation. - NL: M' n therapeut was op vakantie.
  202. EN: But I 'm on vacation. - NL: Ik ben op vakantie.
  203. EN: Are we going on vacation? - NL: Gaan we op vakantie?
  204. EN: It 's Christmas vacation, Sophie. - NL: Het is kerstvakantie, Sophie.
  205. EN: A vacation between the sheets. - NL: Een vakantie tussen de lakens.
  206. EN: They 're probably on vacation. - NL: Dan zijn ze op vakantie.
  207. EN: It 's a dream vacation. - NL: Het is een droomvakantie.
  208. EN: You should take a vacation. - NL: Je moet op vakantie gaan.
  209. EN: It is not a vacation. - NL: Het is nog geen vakantie.
  210. EN: Now don 't forget, we 're on vacation... we 've gone on vacation, ok? - NL: Nu vergeet niet, wij zijn op vakantie... wij zijn op vakantie gegaan, in orde?
  211. EN: Our first vacation in the years. - NL: Onze eerste vakantie weer in jaren.
  212. EN: Are you gonna take a vacation? - NL: Gaat u op vakantie?
  213. EN: Always take your gun on vacation? - NL: Neem je altijd je pistool mee?
  214. EN: It sounds like a paid vacation. - NL: Het klinkt als een betaalde vakantie.
  215. EN: This is the opposite of vacation. - NL: Dit is' t tegenovergestelde van vakantie.
  216. EN: It 's like an extended vacation. - NL: Het is zoals een verlengde vakantie.
  217. EN: I have two weeks' vacation due. - NL: Ik heb twee weken vakantie te goed.
  218. EN: Let 's go on a vacation. - NL: We gaan op vakantie.
  219. EN: Call in, take a vacation day. - NL: Bel maar, neem een dagje verlof.
  220. EN: gee, a vacation would be nice. - NL: Jee, een vakantie zal leuk worden.
  221. EN: Huh. Yeah, a vacation in hell. - NL: Huh, Ja, een vakantie in de hel.
  222. EN: I don 't need a vacation. - NL: Die heb ik niet nodig.
  223. EN: We heard you were on vacation. - NL: We hoorde dat u op vakantie was.
  224. EN: It 's nice for a vacation. - NL: Leuk voor een vakantie.
  225. EN: They still are not on vacation. - NL: Je bent nog niet op vakantie.
  226. EN: It 's not a vacation, Dad. - NL: Het is geen vakantie, pap.
  227. EN: He could use a good vacation. - NL: Hij was aan vakantie toe.
  228. EN: They always give you a vacation. - NL: Ze geven jou steeds vakantie.
  229. EN: I can afford our own vacation. - NL: Ik kan m' n eigen vakantie betalen.
  230. EN: Lighten up, we 're on vacation! - NL: Ontspan je, we zijn op vakantie.
  231. EN: A very, very... pleasant vacation house. - NL: Erg, nogal... aangenaam vakantieverblijf.
  232. EN: I 'm on a little vacation. - NL: Ik heb een paar dagen vakantie.
  233. EN: She said she was on vacation. - NL: Ze zei dat ze op vakantie was.
  234. EN: Some vacation, bleeding and butchering hog. - NL: Lekkere vakantie, een bloedend varken afslachten.
  235. EN: We made a vacation of it. - NL: We maakten er een vakantie van.
  236. EN: I don 't need a vacation. - NL: Ik heb geen vakantie nodig.
  237. EN: vacation? What the hell is that? - NL: Vakantie Wat de hel is dat?
  238. EN: I 've just been on vacation. - NL: Ik ben gewoon op vakantie geweest.
  239. EN: No, I 'm still on vacation. - NL: Nee, ik ben nog met vakantie.
  240. EN: I need a vacation... real bad. - NL: ik heb vakantie nodig... heel erg.
  241. EN: I think you need a vacation. - NL: U heeft een beetje frisse lucht nodig.
  242. EN: I ran into her over vacation. - NL: ik kwam haar op vakantie tegen.
  243. EN: That wouldn 't be a vacation... - NL: Dat zou dan geen vakantie zijn.
  244. EN: Yeah, I 'm going on vacation. - NL: Ja, ik ga met vakantie.
  245. EN: This is my one-month vacation! - NL: Ik heb een maand vakantie.
  246. EN: Betty sure would love a vacation. - NL: Betty zou graag op vakantie gaan.
  247. EN: Think of it as a vacation. - NL: Beschouw het als een vakantie.
  248. EN: How 's your vacation going, Buck? - NL: Heb je' n leuke vakantie, Buck?
  249. EN: I ammakingyour father take a vacation. - NL: Ik zorg ervoor dat je vader een vakantie neemt.
  250. EN: Thank you for the lovely vacation. - NL: Bedankt voor de leuke vakantie.
  251. EN: No, l'm afraid he's on vacation. - NL: Nee. . . hij is met vakantie.
  252. EN: She 's taking a little vacation. - NL: Zij heeft vandaag een vrije dag.
  253. EN: I can finally take a vacation. - NL: Eindelijk kan ik met vakantie.
  254. EN: When does your summer vacation start? - NL: Wanneer begint je zomervakantie?
  255. EN: Oh, time for daddy 's vacation. - NL: O, het is tijd voor papa' s vakantie.
  256. EN: When she got back from vacation. - NL: Toen ze terugkwam van vakantie.
  257. EN: This is not a vacation spot! - NL: Het is hier geen herstellingsoord.
  258. EN: He thinks he is on vacation. - NL: Hij denkt dat ie op vakantie is.
  259. EN: Yup, I am officially on vacation. - NL: Ja, officieel ben ik met vakantie.
  260. EN: where shall we go on vacation? - NL: Waar zullen we op vakantie gaan?
  261. EN: boy, you call this a vacation! - NL: Oh hemel, noem je dit nou vakantie houden!
  262. EN: What do you do on vacation? - NL: Wat doen jullie op vakantie?
  263. EN: How many days till Christmas vacation? - NL: Over hoeveel dagen is het kerst?
  264. EN: Jack and I are on vacation. - NL: Jack en ik zijn met vakantie.
  265. EN: We 're not here on vacation. - NL: We zijn niet op vakantie.
  266. EN: I 'm taking Lana on vacation. - NL: Ik ga met Lana op vakantie.
  267. EN: Need a haircut before your vacation? - NL: Moet je haar nog geknipt worden?
  268. EN: I 'll take some vacation then - NL: Dan neem ik wel vakantie.
  269. EN: Because my mom 's on vacation. - NL: M' n moeder is op vakantie.
  270. EN: It 's time for my vacation. - NL: Ik ga met vakantie.
  271. EN: Chujo, how did your vacation go? - NL: Chujo, hoe was je vakantie?
  272. EN: We thought you were on vacation. - NL: We dachten dat je met vakantie was.
  273. EN: What? I... I 'm on vacation. - NL: Ik ben met vakantie.
  274. EN: Larry doesn 't need a vacation. - NL: Larry wordt niet gek.
  275. EN: More like ready for a vacation. - NL: Eerder klaar voor een vakantie.
  276. EN: Why can 't vacation last forever? - NL: Waarom kan een vakantie niet eeuwig duren?
  277. EN: You could go on summer vacation. - NL: Je kunt daar prima zomervakantie vieren.
  278. EN: Jerry, my vacation has just started. - NL: Jerry, m' n vakantie is net begonnen.
  279. EN: Does everybody have a vacation plan? - NL: Heeft iedereen een vakantie plan?
  280. EN: Looks like my vacation is over. - NL: Tot zover mijn vakantie.
  281. EN: They 're on vacation in Miami. - NL: Ze zijn op vakantie in Miami.
  282. EN: I thought you were on vacation. - NL: Ik dacht dat je op vakantie was.
  283. EN: No. I 'm here on vacation. - NL: Nee. lk ben hier op vakantie.
  284. EN: Yeah... I took an extended vacation. - NL: Ik ben lang op vakantie geweest.
  285. EN: A little vacation could be good. - NL: Een vakantie zou geen kwaad kunnen.
  286. EN: And then was finally summer vacation. - NL: En toen brak de zomervakantie eindelijk aan.
  287. EN: You 're going on vacation too. - NL: Jij gaat ook op vakantie.
  288. EN: He just needs a little vacation. - NL: Hij heeft nood aan vakantie.
  289. EN: Take a vacation, walk a little. - NL: Neem een time out, doe eens wat anders.
  290. EN: One had recently been on vacation. - NL: Een was net op vakantie geweest.
  291. EN: Just look at our vacation photos. - NL: Kijk maar naar onze vakantiefoto' s.
  292. EN: Jessie 's on vacation in Mexico. - NL: Jessie is op vakantie in Mexico.
  293. EN: Probably knew Lemming was on vacation. - NL: Hij wist dat Lemming met vakantie was.
  294. EN: I 'm just here on vacation. - NL: Ik ben hier gewoon op vakantie.
  295. EN: Frustration, frustration I hate this vacation... - NL: Frustratie, frustratie Ik haat deze vakantie...
  296. EN: The one that went on vacation? - NL: Die ene die op vakantie ging?
  297. EN: You all ready for our vacation? - NL: Ben je klaar voor de vakantie?
  298. EN: I 'm just here on vacation. - NL: Ik ben hier maar op vakantie.
  299. EN: It was a really pleasant vacation. - NL: Het was een echt leuke vakantie.
  300. EN: Yeah, everyone lets loose on vacation. - NL: Ja, iedereen laat zich gaan op vakantie.
  301. EN: When do we get a vacation? - NL: Wanneer krijgen wij vakantie?
  302. EN: So anyway, I 'm on vacation. - NL: Maar goed, ik ben op vakantie.
  303. EN: Here 's to a wonderful vacation. - NL: Op een prachtige vakantie.
  304. EN: Edward said he had a vacation house. - NL: Edward had een vakantiehuis.
  305. EN: I think he 's earned a vacation. - NL: Volgens mij heeft hij vakantie verdiend.
  306. EN: We 're going on a vacation, Lily. - NL: We gaan op vakantie, Lily.
  307. EN: That 's where you go on vacation. - NL: Daar ga je met vakantie.
  308. EN: This vacation is just what Charlie needs. - NL: Deze vakantie is precies wat hij nodig heeft.
  309. EN: Your parents are on vacation, right Mauro? - NL: Uw ouders zijn op vakantie, niet waar Mauro?
  310. EN: But... that was just for a vacation. - NL: Maar dat was een vakantie.
  311. EN: I 'm never going on vacation again. - NL: Ik ga nooit meer op vakantie.
  312. EN: How about a nice little paid vacation? - NL: Hoe lijkt jullie een leuke betaalde vakantie?
  313. EN: Take a vacation to clear your head. - NL: Ga met vakantie eens lekker uitwaaien.
  314. EN: I 'll always come home for vacation. - NL: Ik kom thuis in de vakantie.
  315. EN: I was ready to take a vacation. - NL: Ik zou op vakantie gaan.
  316. EN: I won a paid vacation to Hawaii? - NL: Heb ik een vakantie gewonnen?
  317. EN: Seems defense counsel has gone on vacation. - NL: Het blijkt dat de advocaat op vakantie gegaan is.
  318. EN: The guy obviously needed a longer vacation. - NL: Die had duidelijk wat meer vakantie nodig.
  319. EN: I 'm back from my Florida vacation. - NL: Ik ben weer terug van Florida.
  320. EN: My little cousin is taking a vacation... - NL: Mijn nichtje heeft vakantie.
  321. EN: I planned the family vacation this year. - NL: Ik heb dit jaar onze vakantie gepland.
  322. EN: This is supposed to be a vacation. - NL: Dit zou een vakantie moeten zijn.
  323. EN: But we 're having a good vacation. - NL: Maar we hebben een goede vakantie.
  324. EN: I think my vacation 's already started. - NL: Ik denk dat mijn vakantie al begonnen is.
  325. EN: I hope you 're enjoying your vacation. - NL: Ik hoop dat je geniet van je vakantie.
  326. EN: There are no shouldn 'ts on vacation. - NL: Op vakantie bestaat dat niet.
  327. EN: They 're going on vacation during Thanksgiving. - NL: Ze gaan met Thanksgiving op vakantie.
  328. EN: Uh, he is on vacation right now. - NL: Uh, hij is op vakantie.
  329. EN: The Germans feel they 're on vacation. - NL: De Duitsers denken dat ze op vakantie zijn.
  330. EN: Gita, I think you need a vacation. - NL: Gita, je hebt een vakantie nodig.
  331. EN: Up to now I was on vacation. - NL: Tot nu was ik op vakantie.
  332. EN: You 've had a most eventful vacation. - NL: Je hebt een gebeurtenisvol verlof gehad.
  333. EN: You could use a vacation from me. - NL: Je verdient wat rust van mij.
  334. EN: My vacation is nearing it 's end. - NL: Mijn vakantie is bijna afgelopen.
  335. EN: Tell Ramsey I 'm taking a vacation. - NL: Zeg maar tegen Ramsey dat ik vakantie neem.
  336. EN: They 're on vacation like every year - NL: Op vakantie net als ieder jaar.
  337. EN: You 're taking a vacation, you said. - NL: Je nam een vakantie, zei je.
  338. EN: Call me when you need a vacation. - NL: Bel me als je behoefte aan een vakantie hebt.
  339. EN: I 'm happy; it 's our vacation. - NL: Het is onze vakantie.
  340. EN: I want to take you on vacation! - NL: Ik wil je meenemen op vakantie.
  341. EN: We 'll make it a family vacation. - NL: We maken er een familie vakantie van.
  342. EN: We have exams right after summer vacation. - NL: We hebben examens, meteen na de zomervakantie.
  343. EN: I thought you were on vacation, man. - NL: Ik dacht dat je op vakantie was, man.
  344. EN: A dance tour is not a vacation! - NL: Een danstournee is geen vakantie!
  345. EN: Whoops! Sorry, that one 's from vacation. - NL: Sorry, deze is van op vakantie.
  346. EN: Yeah! You like the vacation so far? - NL: Vind je de vakantie leuk tot nu toe?
  347. EN: think of it as an extended vacation. - NL: * think of it as an extended vacation *.
  348. EN: And now he 's on permanent vacation. - NL: En nu is hij altijd op vakantie.
  349. EN: And here we all are on vacation. - NL: Dat zijn we allemaal in de badplaats.
  350. EN: Got a little vacation time coming up? - NL: Heb je een korte vakantie voor de boeg?
  351. EN: Let us not spoil our vacation, right? - NL: We gaan ze onze vakantie niet laten verpesten, oké?
  352. EN: I want to take my vacation now. - NL: Ik wil met vakantie.
  353. EN: This what you do on your vacation? - NL: Is dit wat jij doet tijdens je vakantie?
  354. EN: We 're about to go on vacation. - NL: We gaan op vakantie.
  355. EN: Let 's go on vacation right now. - NL: Laten we nu op vakantie gaan.
  356. EN: But is she on vacation or working? - NL: Heeft ze vakantie of werkt ze?
  357. EN: Miss Bronwynn, these people are on vacation. - NL: Miss Bronwynn, deze mensen zijn op vakantie.
  358. EN: We 're talking about a family vacation - NL: Het gaat om een familievakantie.
  359. EN: Have fun and get this vacation started. - NL: Maak plezier en laten we deze vakantie starten.
  360. EN: At Easter, I 'm taking a vacation. - NL: Met Pasen, neem ik een vakantie.
  361. EN: You think Mel would take a vacation? - NL: Denk jij dat Mel vakantie zou nemen?
  362. EN: When it 's time for your vacation... - NL: Als je vakantie hebt...
  363. EN: I want to have a first vacation. - NL: Onze eerste vakantie.
  364. EN: So he can work his summer vacation. - NL: Dan werkt hij in de zomer door.
  365. EN: Yeah, bυt I 'm still on vacation. - NL: Ja. Maar ik ben nog op vakantie.
  366. EN: I feel like I 'm on vacation. - NL: Het voelt alsof ik op vakantie ben.
  367. EN: We 're leaving to go on vacation. - NL: We gaan op vakantie.
  368. EN: It 's the first day of vacation. - NL: Het is de eerste vakantiedag.
  369. EN: Were you there on business or... vacation? - NL: Was u er voor zaken of voor... vakantie?
  370. EN: It 's a pleasure vacation for u? - NL: Dit is geen plezierreisje.
  371. EN: You can en joy your vacation now. - NL: Kan je nog meer van je vakantie genieten.
  372. EN: Think of it as an enforced vacation. - NL: Zie het als een gedwongen vakantie.
  373. EN: I have some vacation time coming up. - NL: Ik heb nog wat verlof te goed.
  374. EN: You must 've had a great vacation. - NL: U moet een goede vakantie hebben gehad.
  375. EN: - You told Dad? - We were on vacation. - NL: Je hebt het pa verteld. - Ik had geen keuze.
  376. EN: You on vacation and not bringing me. - NL: Waarom mocht ik niet mee op vakantie?
  377. EN: I think you need a little vacation. - NL: Ik denk dat je wat vakantie kunt gebruiken.
  378. EN: So why do you two vacation together? - NL: Waarom zijn jullie samen op vakantie?
  379. EN: Six months of vacation we had there. - NL: We hadden zes maanden vakantie.


  380. EN: Six weeks' vacation time built up, Will. - NL: Je hebt zes weken vakantietijd opgebouwd, Will.
  381. EN: Maybe it 'll be the best vacation - NL: Misschien is het de beste vakantie
  382. EN: I 'm happy Benny 's on vacation. - NL: Ik ben blij dat Benny op vakantie is.
  383. EN: Still a few more days of vacation. - NL: Je hebt nog een paar dagen vrij.
  384. EN: I should 've taken a longer vacation. - NL: Ik had langer op vakantie gemoeten.
  385. EN: I only have one vacation day left. - NL: Ik heb nog maar één dag vakantie.
  386. EN: Considering vacation days were like dog years, - NL: Gezien het feit dat vakantie dagen zijn als honden jaren,
  387. EN: O 'malley should be back from vacation. - NL: O' Malley zou terugkomen van vakantie.
  388. EN: Not so you can plan a vacation. - NL: Niet om je vakantie te plannen.
  389. EN: Let this man vacation here in peace. - NL: Laat deze man vakantie vieren.
  390. EN: Mama, I 'll be back for vacation. - NL: In de vakantie kom ik terug, mama.
  391. EN: Where did they go for vacation anyway? - NL: Waar zijn ze eigenlijk naartoe?
  392. EN: How come we never took a vacation? - NL: Waarom gingen we nooit met vakantie?
  393. EN: Who take camouflage gear with them on vacation? - NL: Op vakantie in een camouflagepak?
  394. EN: And get a week 's vacation in Italy. - NL: En krijgen een week vakantie in Italië.
  395. EN: We took a vacation about 3 years ago. - NL: We waren drie jaar geleden op vakantie.
  396. EN: The vacation Murders. The police had no idea. - NL: De vakantie moorden, de politie had geen idee.
  397. EN: A vacation abroad was never in her future. - NL: Ze heeft nooit naar het buitenland gewild.
  398. EN: But it 's an all-expense paid vacation! - NL: Maar het is een volledig verzorgde vakantie.
  399. EN: Hope you 're having fun on my vacation. - NL: Veel plezier op mijn vakantie.
  400. EN: A couple of thousand from the vacation fund. - NL: Een paar duizend dollar vakantiegeld.
  401. EN: Well put. But that could be any vacation. - NL: Zeker, maar dat geldt voor iedere vakantie.
  402. EN: It 's already a heck of a vacation. - NL: Ik vind het nu al een geweldige vakantie.
  403. EN: You 've blown your whole vacation over this? - NL: Heb je jouw hele vakantie verprutst hieraan?
  404. EN: I 'm glad you 're back from vacation. - NL: Ik ben blij dat je terug bent van vakantie.
  405. EN: Aren 't you supposed to be on vacation? - NL: Was jij niet op vakantie?
  406. EN: I 'm going on vacation to Costa Rica. - NL: Ik ga op vakantie in Costa Rica.
  407. EN: The Spaniard 's sending us on a vacation? - NL: De Spanjaard stuurt ons op vakantie?
  408. EN: I should have asked for a vacation myself. - NL: Ik had zelf vrij moeten vragen.
  409. EN: We 're goin' out of town on vacation. - NL: We gaan de stad uit op vakantie.
  410. EN: I am super excited about our family vacation. - NL: Ik ben super enthousiast over ons gezinsuitje.
  411. EN: I believe he 's on an extended vacation. - NL: Hij geniet van een lange vakantie.
  412. EN: Boris, we 're not here on a vacation. - NL: Boris, we zijn hier niet op vakantie.
  413. EN: But, Max, this isn 't just my vacation. - NL: Maar, Max, dit is niet zomaar mijn vakantie.
  414. EN: pretty much sure I ruined his Hawaiian vacation. - NL: Ik heb zijn vakantie op Hawaii verpest.
  415. EN: But nobody goes on a vacation by themselves. - NL: Maar niemand gaat in z' n eentje op vakantie.
  416. EN: This is just the start of summer vacation. - NL: Dit is gewoon de zomervakantie.
  417. EN: I am gonna get rid of summer vacation. - NL: Een eind aan de zomervakantie.
  418. EN: This is probably the vacation of our lives. - NL: Dit is waarschijnlijk de vakantie van je leven.
  419. EN: The department doesn 't just transfer vacation days. - NL: De afdeling zet niet zomaar vakantiedagen over.
  420. EN: So what, are you going on a vacation? - NL: Hoezo, ga je op vakantie?
  421. EN: I 'm not here on vacation. Trust me. - NL: Geloof mij, ik ben hier niet op vakantie.
  422. EN: He 's on vacation in the Brazilian jungle. - NL: Hij is op vakantie in het Braziliaanse oerwoud.
  423. EN: Five hours, it 's not a Hawaiian vacation. - NL: Vijf uur ,' t is geen vakantie op Hawai.
  424. EN: That kind of vacation isn 't for you. - NL: Dat is niets voor jou.
  425. EN: We can still make a vacation of it. - NL: Het is nog steeds een vakantie.
  426. EN: Mary, I don 't need a vacation here. - NL: Mary, ik hoef geen vakantie.
  427. EN: I killed her the day before summer vacation. - NL: Ik liet haar doodgaan op de dag voor de zomer vakantie.
  428. EN: I put in for that vacation next month. - NL: Ik heb vakantie aangevraagd voor volgende maand.
  429. EN: Marc Valera and Chris Fife are on vacation. - NL: Marc Valera en Chris Fife zijn op vakantie.
  430. EN: I got a vacation coming up in June. - NL: Ik ga op vakantie in Juni.
  431. EN: You 're on vacation for a few days. - NL: Je gaat nu voor een paar dagen op vakantie.
  432. EN: Unless he was taking an extremely lame vacation... - NL: Tenzij hij een hele saaie vakantie nam...
  433. EN: If you ask me, we 're on vacation, - NL: Wat mij betreft, zijn we op vakantie.
  434. EN: This isn 't the vacation you dreamed of. - NL: Dit is niet de vakantie waarvan je droomde.
  435. EN: It was the last day of your vacation. - NL: Het was de laatste dag van jullie vakantie.
  436. EN: Son, your mother and I are on vacation. - NL: Zoon, je moeder en ik zijn op vakantie.
  437. EN: You shouldn 't have gone away on vacation. - NL: Had je maar niet op vakantie moeten gaan.
  438. EN: I am getting myself a vacation home here. - NL: Ik heb hier mijn eigen vakantiehuisje.
  439. EN: That 's kinda long for a family vacation. - NL: Behoorlijk lang voor een gezinsvakantie.
  440. EN: You must really want to go on vacation. - NL: Jij wil echt graag op vakantie.
  441. EN: Oh, he 's in Florida, attempting to vacation. - NL: Oh, hij is in Florida, poging tot vakantie.
  442. EN: A little vacation with the fiancée, you know? - NL: Een kleine vakantie met de verloofde, weet je wel.
  443. EN: Isn 't that the point of a vacation? - NL: Is dat niet het hele punt van een vakantie?
  444. EN: This is a paid vacation for you boys. - NL: Een betaalde vakantie.
  445. EN: Look, why don 't we take a vacation? - NL: Kijk, waarom nemen we geen vakantie?
  446. EN: You can 't fix that with a vacation. - NL: Dat gaat niet door een vakantie weg.
  447. EN: I thought you were on a ski vacation. - NL: Ik dacht dat je op skivakantie was.
  448. EN: It 's like a vacation... Without the relaxation! - NL: Dat is net een vakantie maar dan zonder te relaxen.
  449. EN: I'm going to work during the spring vacation. - NL: Ik ga werken tijdens de krokusvakantie.
  450. EN: That 's not how a family vacation works! - NL: Zo werkt een familievakantie niet.
  451. EN: No, that 's why it 's a vacation. - NL: Nee, daarom is het een vakantie.
  452. EN: You sound as though you need a vacation. - NL: Je klinkt of je een vakantie zou kunnen gebruiken.
  453. EN: 50-year vacation will do that for you. - NL: Dat krijg je van 50 jaar vakantie.
  454. EN: I see you haven 't taken your vacation. - NL: Je hebt geen vakantie opgenomen.
  455. EN: He 's been planning this vacation for months. - NL: Hij plant deze vakantie al maanden.
  456. EN: The family found him after returning from vacation. - NL: De bewoners vonden hem toen ze van vakantie terugkwamen.
  457. EN: Wasn 't she due back from vacation today? - NL: Die was toch terug van vakantie?
  458. EN: How are you enjoying your vacation, Agent Carter? Vigorously. - NL: Hoe bevalt uw vakantie, agent Carter?
  459. EN: The whole family on vacation, like we used to. - NL: De hele familie op vakantie, zoals we altijd deden.
  460. EN: Senator, do you feel like you need a vacation? - NL: Senator, heeft u een vakantie nodig?
  461. EN: Department issue new vehicles while I was on vacation? - NL: Kreeg het bureau nieuwe voertuigen terwijl ik op vakantie was?
  462. EN: Rosie, for the next hour, we 're on vacation. - NL: Het is ranzig. Rosie, het komende uur zijn we op vakantie.
  463. EN: I haven 't taken a vacation in five years. - NL: Ik heb niet genomen een vakantie in vijf jaar.
  464. EN: That man hasn 't taken a vacation in years. - NL: De man heeft al jaren geen vakantie genomen.
  465. EN: She came out here on vacation two years ago. - NL: ze ging hier twee jaar geleden op vakantie
  466. EN: People put in vacation-holds to avoid break-ins. - NL: Mensen stoppen de bezorging om inbraken te voorkomen.
  467. EN: Something to talk about on a vacation I guess. - NL: Iets om tijdens de vakantie te bespreken.
  468. EN: And I got a lot of vacation time coming. - NL: En ik heb nog heel wat vakantie voor de boeg.
  469. EN: I 'm considering taking a much-needed vacation, and... - NL: Ik denk aan een welverdiende vakantie, en...
  470. EN: So you two finally got back from your vacation. - NL: Jullie zijn eindelijk terug van vakantie.
  471. EN: We were together on vacation when Andrew was killed. - NL: We waren samen op vakantie toen Andrew vermoord werd.
  472. EN: He have a second home, favorite place to vacation? - NL: Heeft hij een tweede huis, een favoriete vakantieplaats?
  473. EN: Are you going on summer vacation with your parents? - NL: Ga je op zomervakantie met je ouders?
  474. EN: Oh, by the way, you promised me vacation pay. - NL: Oh, tussen haakjes, je zou me vakantiegeld geven.
  475. EN: Dude, this is gonna be the best vacation ever. - NL: Jongen, dit gaat de beste vakantie ooit worden.
  476. EN: You are going with your family on a vacation. - NL: Je gaat met je famillie op vakantie.
  477. EN: I am talking about vacation, litter of my loins. - NL: Ik heb het over een vakantie, rommel van mijn lendenen.
  478. EN: I 'm sure she 's spending her vacation somewhere... - NL: Zij is zeker ergens anders op vakantie...
  479. EN: The Griswalds have just won a fabulous European vacation! - NL: En de hoofdprijs is een geweldige vakantie in Europa.
  480. EN: The vacation 's done me a world of good. - NL: De vakantie doet me goed.
  481. EN: What is... I... What? I could take a vacation. - NL: Wat is Ik kan een vakantie nemen.
  482. EN: So you gentlemen think you 're on a vacation? - NL: Dus u denkt dat heren je op een vakantie?
  483. EN: She told me she 'd just arrived on vacation. - NL: Ze zei me dat ze net aangekomen was voor vakantie.
  484. EN: You forced me on vacation, I drank the punch. - NL: Je gaf me verplichte vakantie, Ik dronk die punch.
  485. EN: A vacation is supposed to be fun and relaxing. - NL: Een vakantie wordt verondersteld te zijn leuk en ontspannend.
  486. EN: Are we on a mission here or a vacation? - NL: Zijn we op een missie of op vakantie?
  487. EN: Don 't you think a cop gets a vacation? - NL: Mag' n agent niet met vakantie?
  488. EN: It is - - it is a very well-deserved vacation. - NL: Het is een welverdiende vakantie.
  489. EN: Your idea of a romantic vacation is Las Vegas? - NL: Jouw idee van een romantische vakantie is Las Vegas?
  490. EN: Take a two-week vacation to a tropical paradise? - NL: Op vakantie gaan naar een tropisch paradijs?
  491. EN: That I wanted to be on vacation with them. - NL: Ik wilde mee op vakantie.
  492. EN: We 've gone to Florida for an extended vacation. - NL: We zijn naar Florida gegaan voor een lange vakantie.
  493. EN: He 's trying to get rid of summer vacation! - NL: Hij wil de zomervakantie afschaffen.
  494. EN: I thought we went on vacation to have fun. - NL: Ik dacht dat we op vakantie gingen om plezier te maken.
  495. EN: When 's the last time we took a vacation? - NL: Wanneer hebben we voor het laatst vakantie genomen?
  496. EN: I thought you were saying you were on vacation. - NL: Ik dacht dat je zei dat jij op vakantie was.
  497. EN: We 're not letting some clown ruin our vacation. - NL: We laten een of andere clown niet onze vakantie verknoeien.
  498. EN: It 's like taking a vacation from the world. - NL: Het is net op vakantie zijn weg van de wereld.
  499. EN: So what part of that sounds like a vacation? - NL: Welk deel daarvan klink als een vakantie?




Instructies

  • Zoek op één of meer woorden om voorbeeldzinnen te zien. Bijvoorbeeld `trein vertraging` toont zinnen zoals `De trein had vertraging`.
  • Woorden vertalen vertaalt geen zinnen, maar geeft juist extra informatie over een enkel woord zoals lidwoord, uitspraak en uitzonderingen.
  • Hele zinnen en stukken tekst kun je vertalen bij Tekst vertalen


Tips

  • Taalcombinaties met Nederlands hebben veel meer zinnen dan taalcombinaties met alleen niet-Nederlandse talen.
    Nederlands <> Engels heeft bijvoorbeeld 5 miljoen zinnen, Spaans <> Engels maar 30.000

  • Maak de zinnen die je intikt niet te lang. Met één of twee steekwoorden heb je meer kans op goede resultaten.

  • Afhankelijk van het aantal gevonden resultaten wordt er op drie niveau's gezocht. Welk niveau is gebruikt staat boven de resultaten:
    1) Zinnen met de exacte overeenkomst: Wat je zocht komt precies voor in diverse zinnen.
    2) Zoekopdracht is deel van een langer woord: Wat je zocht komt alleen voor als deel van een langer woord.
    3) Zinnen die één of meer zoekwoorden bevatten: Niet alle gevraagde woorden komen voor in de zinnen.

  • De meeste zinnen zijn afkomstig van de ondertiteling van films en documentaires. De kwaliteit van de zinnen laat hier en daar te wensen over. Wees dus kritisch bij het overnemen van deze vertalingen.