Vertalingen gebruik maken van NL>ES
gebruik maken van (ww.) | aplicar (ww.) ; apostar (ww.) ; aprovechar (ww.) ; comenzar (ww.) ; consumir (ww.) ; ejercer (ww.) ; emplear (ww.) ; gastar (ww.) ; iniciar (ww.) ; introducir (ww.) ; poner (ww.) ; servirse de (ww.) ; tomar (ww.) ; usar (ww.) ; utilizar (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `gebruik maken van`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanwendenNL: bezigenNL: gebruikenNL: hanterenNL: toepassenNL: utiliseren