krom

bijv.naamw.

Uitspraak:

[krɔm]

1) gebogen - crooked, slightly broken, bent

een kromme rug - a crooked back

2) als iets niet helemaal juist of passend is - warped, crooked, bent

een krom argument - a warped argument

3) deel van de uitdrukking:

je krom... (=heel erg...) - wickedly... je krom lachen - double up (with laughter)

© K Dictionaries Ltd.

krom	bent ; crooked ; curved ; warped ; bandy ; curved ; hook

Bronnen: interglot; SEG; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages




NL: gebogen
NL: gebrekkig
NL: gekromd
NL: onjuist

NL: krom Engels EN: bad English
NL: zich krom lachen EN: laugh one's head off
NL: zich krom werken EN: work one's fingers to the bone