Vertalingen s'épanouir FR>NL
s'épanouir (ww.) | evolueren (ww.) ; kiemen (ww.) ; ontkiemen (ww.) ; ontluiken (ww.) ; ontplooien (ww.) ; ontwikkelen (ww.) ; opbloeien (ww.) ; zich ontsluiten (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `s'épanouir`

Voorbeeldzinnen laden....