Vertalingen répit FR>NL
[ʀepi]1 arrêt, repos - adempauze
'avoir un moment de répit'
even kunnen uitblazen
sans répit
(= sans arrêt) - onafgebroken
'travailler sans répit'
onafgebroken werken© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
répit (m) | de afleiding (v) ; het respijt ; verademing ; verzet (znw.) ; het verzetje |
le répit | de ademruimte |
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-WoordenboekVoorbeeldzinnen met `répit`

Voorbeeldzinnen laden....