Vertalingen présence FR>NL
[pʀezɑ̃s]1 fait d'être là, à l'endroit dont on parle - aanwezigheid
'présence obligatoire à un cours'
verplichte aanwezigheid voor een les
'Sa présence me gêne.'
Zijn aanwezigheid brengt me in verlegenheid.
en présence de ···
(= devant ··· ) - in iemands aanwezigheid
'parler en présence de ··· '
in iemands aanwezigheid spreken2 présence d'esprit
capacité à réagir vite et bien - tegenwoordigheid van geest
'Il a eu la présence d'esprit d'appeler les secours.'
Hij had de tegenwoordigheid van geest om de hulpdiensten in te roepen.© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
présence (v) | de aanwezigheid (v) ; het bestaan ; het bijzijn ; de existentie (v) ; de presentie (v) ; de tegenwoordigheid (v) ; het zijn |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `présence`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
FR: en
présence de
NL: in tegenwoordigheid vanFR: faire acte de
présence
NL: tegenwoordig zijn, zich laten zien