Vertalingen faire tomber FR>NL
faire tomber (ww.) | iemand neerslaan (ww.) ; neerslaan (ww.) ; omduwen (ww.) ; omslaan (ww.) ; omspringen (ww.) ; omstoten (ww.) ; omverrukken (ww.) ; omverspringen (ww.) ; omverstoten (ww.) ; omvertrekken (ww.) ; onderuithalen (ww.) ; ten val brengen (ww.) ; vloeren (ww.) ; wippen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `faire tomber`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: renverser