Vertalingen déplaisir FR>NL
déplaisir (m) | de ergernis (v) ; de onaangenaamheid (v) ; de onbehaaglijkheid (v) ; het onbehagen ; het ongenoegen ; de onmin ; de ontevredenheid (v) ; de onvrede |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `déplaisir`

Voorbeeldzinnen laden....