Vertalingen démarrer FR>NL
[demaʀe]1 mettre en marche - aanzetten
'démarrer une voiture'
een auto starten
'démarrer un logiciel'
software opstarten2 commencer - beginnen
'démarrer un projet'
een project starten[demaʀe]1 se mettre à fonctionner - starten
'La voiture démarre.'
De auto rijdt weg.2 débuter - beginnen
'bien démarrer dans la vie'
een goede start maken in het leven© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
démarrer (ww.) | aanbreken (ww.) ; spurten (ww.) ; opstarten (ww.) ; ondernemen (ww.) ; loswerpen (ww.) ; losgooien (ww.) ; inzetten (ww.) ; intreden (ww.) ; inluiden (ww.) ; gas geven (ww.) ; gaan rijden (ww.) ; accelereren (ww.) ; aanknopen (ww.) ; aanbinden (ww.) |
démarrer | aanlopen ; starten ; Start ; ontmeren ; losmaken ; herstarten ; gestart worden ; een succes worden ; boot ; beginnen aan te spreken ; aanspreken |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek; TruetermVoorbeeldzinnen met `démarrer`

Voorbeeldzinnen laden....