Zie ook: chaîne

[ʃɛn]

1 anneaux - ketting

  'fermer une grille avec une chaîne et un cadenas'
  een hek sluiten met een ketting en een hangslot

  chaînes
   (= objets en métal que l'on met sur les pneus quand le sol est glissant) - sneeuwkettingen

2 bijou que l'on porte autour du cou - ketting

  'porter une chaîne en or'
  een gouden ketting dragen

3 programme de télévision - net - zender

  'mettre la deuxième chaîne'
  het tweede net opzetten

  'changer de chaîne'
  zappen

4   chaîne de montagnes
ensemble de montagnes - bergketen

5   chaîne (haute-fidélité/hi-fi)
appareil qui sert à écouter la radio, de la musique - hifi-installatie

6   travailler à la chaîne
travailler en faisant toujours le même geste - aan de lopende band werken
© K Dictionaries Ltd.

chaîne (v)	het televisiekanaal ; de sneeuwketting ; de schering (v) ; het netwerk ; de kluister ; het kettinkje ; de ketting (v) ; de keten (v) ; de inslag (m) ; het halssnoer ; het halssieraad ; de halsketting ; de boei ; de aaneenrijging (v)
la chaîne	station
chaîne	woord ; begrippenreeks ; toposequentie ; schering ; schakelketting ; schakeling ; rij ; reeks ; recordreeks ; kettinganker ; ketting van een ritssluiting ; ketting ; keten van televisielijnen ; keten ; kanaal ; catena ; bergketen (m)

Bronnen: interglot; Wikipedia; Horecagids; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; f




FR: chaîne d'arpenteur NL: meetketting (10 m)
FR: briser ses chaînes NL: de vrijheid veroveren
FR: condamner à  la chaîne NL: tot galeistraf veroordelen
FR: faire la chaîne NL: elkaar iets aanreiken
FR: chaîne de montagne NL: bergketen
FR: travailler à  la chaîne NL: aan de lopende band werken
FR: chaîne haute fidélité NL: hi-fi-installatie