[bɛt]

1 animal - beest

  'Une petite bête courait sur sa main.'
  Er liep een beestje over zijn hand.[bɛt]

1 stupide - dom

  'Il n'est pas bête.'
  Hij is niet dom.
© K Dictionaries Ltd.

bête (znw.)	het wangedrocht ; het mormel ; het misbaksel ; het gedrocht
bête (v)	wild dier ; stomme ; onverstandige ; domme ; de dier (m) ; het beest
bête	overdreven kinderachtig ; uilachtig ; stupide ; stom ; schaapachtig ; onverstandig ; onnozel ; onbenullig ; naief ; mesjogge ; mal ; leeghoofdig ; infantiel ; dom ; argeloos ; achterlijk ; hersenloos ; wanschepsel ; schijt-voor-hersenen ; ondoordacht

Bronnen: interglot; Wikipedia




FR: ahuri
FR: ahurie
FR: animal
FR: balourd
FR: balourde
FR: bécasse
FR: benêt
FR: butor
FR: cruche
FR: dadais

FR: bête à  bon Dieu NL: onze-lieve-heersbeestje
FR: chercher la petite bête NL: vitten
FR: bêtes fauves NL: rood wild
FR: bête féroce NL: verscheurend dier
FR: morte la bête, mort le venin (spr.w) NL: een dode hond bijt niet
FR: les bêtes noires NL: de wilde zwijnen
FR: c'est ma bête noire NL: ik kan hem niet luchten of zien
FR: bête de somme NL: lastdier
FR: bête de trait NL: trekdier
FR: bonne bête NL: goede sukkel
FR: faire la bête NL: zich van de domme houden
FR: pauvre bête NL: arme sukkel