Vertaal
Naar andere talen: • autorité > DEautorité > ENautorité > ES
Vertalingen autorité FR>NL
[ɔtɔʀite]

1 pouvoir de commander, de contraindre - gezag - autoriteit

  'l'autorité parentale'
  het ouderlijk gezag


2 capacité à se faire obéir - overwicht

  'manquer d'autorité'
  geen overwicht hebben


3 compétence qui impose le respect - gezag

  'chercheur qui fait autorité dans son domaine'
  onderzoeker die op zijn terrein gezagdragend is


4   les autorités
l'ensemble des dirigeants - de gezagdragers - de autoriteiten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
autorité (v) het gezag ; het voorzitterschap ; vakkundige (znw.) ; de specialist (m) ; de regering (v) ; het kabinet ; de heerschappij (v) ; het gouvernement ; het gezagsorgaan ; de gezagsdrager (m) ; de gezaghebbers ; de gezaghebber (m) ; de expert (m) ; de deskundige ; de bevoegdheid (v) ; bevoegd zijn (znw.) ; de autoriteiten ; de autoriteit (v)
la autorité toezicht ; overheid ; dienst
autorité autorisatie-instantie ; gezagsdragende instelling ; gezag
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek; Bouwwoordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org


Voorbeeldzinnen met `autorité`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: ascendant
FR: autocratie
FR: charme
FR: considération
FR: crédit
FR: dictature
FR: domination
FR: emprise
FR: influence
FR: pouvoir

Uitdrukkingen en gezegdes
FR: d'autorité NL: op eigen gezag
FR: cet écrivain fait autorité NL: dat is een gezaghebbend schrijver