Vertalingen équiper FR>NL
[ekipe]1 munir du matériel nécessaire - uitrusten
'équiper sa voiture de pneus neige'
zijn auto uitrusten met sneeuwbanden© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
équiper (ww.) | beladen (ww.) ; bemannen (ww.) ; bevrachten (ww.) ; laden (ww.) ; optooien (ww.) ; zich uitdossen (ww.) ; zich uitmonsteren (ww.) |
équiper (s'-) | uitrusten (zich -) |
équiper | uitreden |
Bronnen: interglot; Diving dictionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `équiper`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: pourvoir