Vertaal
Naar andere talen: • passer par > ENpasser par > ESpasser par > NL
Vertalingen passer par FR>DE
passer par (ww.) belaufen (ww.) ; bewandern (ww.) ; durchkommen (ww.) ; hindurch fahren (ww.) ; wandern (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `passer par`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
FR: marcher sur