Vertaal
Vertalingen zusammenstoßen DE>NL

I zusammenstoßen

werkw.
Uitspraak:  uˈzamənʃtoːsən]

sich versehentlich mit Schwung berühren - botsen
Beim Spielen stießen die Kinder mit den Köpfen zusammen. - Bij het spelen zijn de kinderen met de hoofden tegen elkaar gebotst.


II der Zusammenstoß

zelfst.naamw.
Uitspraak:  uˈzamənʃtoːs]
Verbuigingen:  Zusammenstoß(e)s , Zusammenstöße

1) deel van de uitdrukking: botsing
Bei dem Zusammenstoß gab es einen Toten. - Bij de botsing viel er één dode.

2) gewalttätiger Konflikt - conflict
Bei Zusammenstößen zwischen Demonstranten und Polizei gab es drei Verletzte. - Bij de rellen tussen demonstranten en politie raakten drie mensen gewond.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zusammenstoßen (ww.) aanrijden (ww.) ; botsen (ww.) ; stoten op (ww.)
Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `zusammenstoßen`
Voorbeeldzinnen laden....