Vertalingen wärmen DE>NL
wärmen
werkw.
1) bewirken, dass etw. / jemandem warm wird -
verwarmen Suppe wärmt von innen. - Soep verwarmt de innerlijke mens. |
2) warm machen, erhitzen -
verwarmen dem Baby sein Fläschchen wärmen - het flesje voor de baby warm maken |
3) etw. tun, damit jemandem / einem selbst wärmer wird -
verwarmen sich am Feuer wärmen - zich bij het vuur warmen Sie umarmten einander und wärmten sich gegenseitig. - Zij omarmden elkaar om op te warmen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
wärmen (ww.) | verhitten (ww.) ; verwarmen (ww.) ; warm maken (ww.) ; warmen (ww.) ; zich warmen (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `wärmen`

Voorbeeldzinnen laden....