Vertalingen verwüsten DE>NL
I verwüsten
werkw.
beschädigen, zerstören, so dass ein Chaos zurückbleibt -
verwoesten | Der Einbrecher verwüstete die ganze Wohnung. - De inbreker vernielde de hele woning. |
II die Verwüstung
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [fɛɐˈvyːstʊŋ] |
| Verbuigingen: | Verwüstung , Verwüstungen |
deel van de uitdrukking: verwoesting | Der Orkan hinterließ schwere Verwüstungen. - De orkaan liet zware vernielingen achter. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| verwüsten (ww.) | afbreken (ww.) ; slopen (ww.) ; vernielen (ww.) ; vernietigen (ww.) ; verwoesten (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `verwüsten`
Voorbeeldzinnen laden....
