Vertaal
Naar andere talen: • versöhnen > ENversöhnen > ESversöhnen > FR
Vertalingen versöhnen DE>NL

I versöhnen

werkw.
Uitspraak:  [fɛɐˈzøːnən]

1) sich nach einem Streit wieder vertragen - verzoenen
Nach einem langen Gespräch hat er sich wieder mit seinem Vater versöhnt. - Na een lang gesprek heeft hij zich weer verzoend met zijn vader.

2) bewirken, dass Streitende sich wieder vertragen - verzoenen
Es gelang ihr nicht, die beiden Brüder wieder (miteinander) zu versöhnen. - Het lukt haar niet om de twee broers weer (met elkaar) te verzoenen.

3) bewirken, dass jemand etw. akzeptiert - verzoenen
Dieser Gedanke versöhnte sie mit ihrem Schicksal. - Met deze gedachte schikte zij zich in haar noodlot.


II die Versöhnung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [fɛɐˈzøːnʊŋ]
Verbuigingen:  Versöhnung , Versöhnungen

deel van de uitdrukking: verzoening
sich zur Versöhnung die Hand geben - de hand reiken ter verzoening

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
versöhnen (ww.) bijleggen (ww.) ; reconcilieren (ww.) ; schikken (ww.) ; verbroederen (ww.) ; verzoenen (ww.)
versöhnen bijeenbrengen
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `versöhnen`
Voorbeeldzinnen laden....