Vertalingen spülen DE>NL
spülen
werkw.
1) mit Wasser reinigen -
spoelen , afwassen Das gute Geschirr spüle ich lieber von Hand. - Het goede servies was ik liever op de hand af. Spülbecken - afwasbak Spülwasser - afwaswater |
2) etw. mit Wasser von Seife, Waschmittel o. Ä. befreien -
wassen den Mund nach dem Zähneputzen spülen - de mond spoelen na het tandenpoetsen Die Waschmaschine spült gerade. - De wasmachine is net aan het spoelen. |
3) mit einer Flüssigkeit von Blut, Eiter, Schmutz usw. befreien -
schoonspoelen 4) Wasser durch die Toilette fließen lassen -
doorspoelen Hast du auch nicht vergessen zu spülen? - Ben je ook niet vergeten om door te spoelen? |
5) jemanden / etw. mit sich irgendwohin bewegen -
aanspoelen über Bord / an Land gespült werden - over boord slaan / aan land aanspoelen Das Meer spülte die Kiste ans Ufer. - Vanuit zee spoelde de kisten aan de oever. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
spülen (ww.) | aanspoelen (ww.) ; wegspoelen (ww.) ; wassen (ww.) ; vaat doen (ww.) ; spoelen (ww.) ; doortrekken (ww.) ; doorspoelen (ww.) ; de afwas doen (ww.) ; afwassen (ww.) |
spülen | afspoelen ; wegspoeling ; uitspoeling ; uitspoelen ; spoeling ; spoelen ; gasspoeling(van een apparaat) ; doorspoelen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Horecagids; Diving dictionary; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `spülen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abspülenDE: abwaschen