1. MWB
  2. Vertalen
  3. selbstständig (DE>NL)
Vertaal
Vertalingen selbstständig DE>NL

I selbstständig

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈzɛlpstʃtɛndɪç]

1) ohne fremde Hilfe (auskommend) - zelfstandig
an selbstständiges Arbeiten gewöhnt sein - gewend zijn om zelfstandig te werken
Die Kinder werden allmählich selbstständig. - De kinderen worden steeds zelfstandiger.

2) deel van de uitdrukking: zelfstandig

3) ohne Arbeitgeber, nicht als Angestellter - zelfstandig
uitdrukking sich selbstständig machen


II selbstständig

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: zelfstandig
Bitte macht euch darüber selbstständig Gedanken. - Denken jullie daar eens zelfstandig over na.

2) deel van de uitdrukking: zelfstandig
selbstständig tätig sein - zelfstandig bezig zijn

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
selbstständig onafhankelijk ; zelfstandig
Bron: Wikipedia

Voorbeeldzinnen met `selbstständig`
Voorbeeldzinnen laden....