1. MWB
  2. Vertalen
  3. ausschließen (DE>NL)
Vertaal
Vertalingen ausschließen DE>NL

ausschließen

werkw.
Uitspraak:  [ˈausʃliːsən]

1) nicht mehr dabei sein / teilnehmen lassen - uitsluiten
einen Politiker aus einer Partei ausschließen - een politicus van een partij uitsluiten

2) nicht mitmachen lassen, akzeptieren - buitensluiten , uitsluiten
Die Öffentlichkeit ist von der Verhandlung ausgeschlossen. - Het publiek wordt bij de onderhandeling uitgesloten.
Er fühlt sich in der Schule immer ausgeschlossen. - Hij voelt zich op school altijd buitengesloten.

3) für unmöglich halten - uitsluiten
Brandstiftung als Ursache ausschließen können - brandstichting als oorzaak kunnen uitsluiten
Ich halte es für ausgeschlossen, dass er es schafft. - Ik sluit uit dat hij het haalt.

4) verhindern, nicht erlauben - buitensluiten
Sonderangebote sind vom Umtausch ausgeschlossen. - Aanbiedingen worden voor omruiling uitgesloten.

5) jemandem durch Schließen einer Tür den Zugang unmöglich machen - buitensluiten
Heute früh habe ich mich selbst ausgeschlossen. - Vanmorgen vroeg heb ik mezelf buitengesloten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ausschließen (znw.)de buitensluiting (v)
ausschließen (ww.) buitensluiten (ww.) ; diskwalificeren (ww.) ; iemand schrappen (ww.) ; royeren (ww.) ; uitsluiten (ww.) ; uitzonderen (ww.)
ausschließen justeren ; uitvullen
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `ausschließen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ausklammern
DE: außer Acht lassen
DE: außer Betracht lassen
DE: aussperren
DE: ausstoßen
DE: boykottieren
DE: den Zugang verwehren
DE: exkommunizieren
DE: für vogelfrei erklären
DE: mit dem Bann belegen