1. MWB
  2. Vertalen
  3. aufsässig (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • aufsässig > EN • aufsässig > ES • aufsässig > FR
Vertalingen aufsässig DE>NL

aufsässig

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈaufzɛsɪç]

sich gegen Befehle, Forderungen auflehnend - ongehoorzaam , opstandig
Als ich die Kinder bat, aufzuräumen, wurden sie aufsässig. - Toen ik de kinderen vroeg om op te ruimen, werden ze opstandig.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aufsässig eigenwijs ; eigenzinnig ; hatelijk ; obstinaat ; oproerig ; opstandig ; rebellerend ; rebels ; recalcitrant ; revolutionair ; stijfhoofdig ; tegendraads ; vijandig ; weerspannig
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `aufsässig`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufrührerisch
DE: aufständisch
DE: aufwieglerisch
DE: rebellierend
DE: rebellisch
DE: renitent
DE: revolutionär
DE: störrisch
DE: trotzig
DE: ungebärdig