| Uitspraak: | [ˈausɐ] |
| täglich außer sonntags geöffnet - dagelijks geopend behalve op zondag Das kann keiner außer dir. - Dat kan niemand behalve jij. |
| Außer meiner Schwester kamen auch noch ihr Mann und ihre Kinder. - Behalve mijn zus kwamen ook nog haar man en kinderen. |
| außer Sicht - zonder zicht außer Hörweite - buiten gehoorsafstand |
| außer Gefahr sein - buiten gevaar zijn ein Gesetz außer Kraft setzen - wetgeving buiten werking stellen Der Automat ist außer Betrieb. - De automaat is buiten gebruik. |
außer sich (vor Freude / Wut / ...)(=emotional sehr bewegt) - buiten woede Sie geriet vollkommen außer sich vor Verzweiflung. - Zij raakte volkomen buiten zichzelf van wanhoop. |
| Ich komme auf jeden Fall, außer ich werde krank / außer wenn ich krank werde. - Ik kom in elke geval, behalve ik ziek word, behalve als ik ziek word. Der Film war gut, außer dass er etwas lang war. - Behalve dat de film wat lang duurde was hij goed. Das Buch ist für nichts zu gebrauchen, außer um ein Feuer damit zu machen. - Dat boek is nergens goed voor, behalve om vuur mee aan te maken. |
Voorbeeldzinnen laden....