Vertalingen abgewöhnen DE>NL
abgewöhnen
werkw.
1) deel van de uitdrukking: sich etw. abgewöhnen (=eine schlechte Gewohnheit aufgeben) - afleren
Ich möchte mir das Rauchen abgewöhnen. - Ik zou met roken willen stoppen.
|
2) deel van de uitdrukking: jemandem etw. abgewöhnen (=bewirken, dass jemand eine schlechte Gewohnheit aufgibt) - een slechte gewoonte afleren
einem Kind das Nägelkauen abgewöhnen - ervoor zorgen dat een kind stopt met nagelbijten
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
abgewöhnen (ww.) | afleren (ww.) ; ontwennen (ww.) |
das Abgewöhnen | het afwennen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `abgewöhnen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ablassen vonDE: eine Entziehungskur machenDE: eine Gewohnheit ablegenDE: entziehenDE: von einer Gewohnheit abgehen