Vertalingen Böse DE>NL
I böse
bijv.naamw.
1) gemein, moralisch schlecht -
slecht , stout Er hat es nicht böse gemeint. - Hij bedoeld het niet kwaad. |
2) nicht gehorchend -
kwaad , slecht , stout , pijnlijk , ondeugend Pfui, böser Hund! - Foei, stoute hond! |
3) voller Wut, Ärger -
kwaad Es fielen böse Worte. - Er vielen harde woorden. Hör auf damit, bevor ich böse werde! - Hou daarmee op voordat ik kwaad word! |
jemandem / auf jemanden böse sein (=) - boos zijn op
|
4) sehr unangenehm -
onaangenaam 5) schlimm -
vervelend Er hat einen bösen Husten. - Hij heeft een vervelende hoest. |
II böse
bijwoord
1) deel van de uitdrukking: woedend Sie funkelte ihn böse an. - Zij keek hem woedend aan. |
2) deel van de uitdrukking: erg Das wird noch böse ausgehen / enden! - Dat zal er erg uitzien / verkeerd aflopen! Bei der Schlägerei wurde er böse zugerichtet. - Bij de vechtpartij werd hij erg toegetakeld. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das Böse | kwaadaardigheid ; het kwaad |
böse | misnoegd ; macaber ; nijdig ; obscuur ; onheilspellend ; schurkachtig ; sinister ; sluw ; spinnijdig ; spookachtig ; stiekem ; tierend ; toornig ; uitgekookt ; vals ; venijnig ; vergramd ; verontwaardigd ; vertoornd ; woedend ; woest ; zeer boos ; leep ; bitter ; boefachtig ; boosaardig ; dol ; donker ; dreigend ; duister ; gebelgd ; gehaaid ; gekwetst ; geraffineerd ; geslepen ; gewiekst ; giftig ; hels ; ijselijk ; ijzingwekkend ; kwaadaardig ; kwaadwillig ; laaiend ; boos ; slecht ; euvel |
Bronnen: Wikipedia; interglotVoorbeeldzinnen met `Böse`

Voorbeeldzinnen laden....