ok (ok heeft hier ooch verdrongen, midden vorige eeuw kwam de 'ooch'-vorm nog voor in Oostham, in de RND enquête komen 'ok' en 'ooch' voor)
oud
aad
P
paard
paeëd
parkiet
prus
praten
klappen
S
schaatsen
schaverdijnen (met korte a)
schaatsen
schofferdeine
schaduw
kule schaoj
schande
schan
sneeuw
snieëf
staart
stet
suiker
sue'er
U
u
oech
uw
oer
uwe
oere
V
vlinder
piepel
W
was
war (mè bruur war zoe muug da hè 't verschil tusse haat en gaad nemieë zoog)
weide
waaj
wortel
poeët
Z
zo
zoe
zout
zaat of zuit
2 opmerkingen
De hier gebruikte spelling is de Veldeke spelling
Het echte Oosthams dreigt volledig te verdwijnen als men niets onderneemt. Jongeren spreken vooral een tussentaal waarin bepaalde eigenschappen van het Oosthams niet meer voorkomen en vaak zijn jonge mensen zijn deze eigenschappen vaak `vergeten`. Het gaat dan o.a. om Limburgse woorden die in het Oosthams voorkomen `ich-mich-oech-oer-oere`. Het Oosthams neemt door haar verhouding tot enkele isoglossen een aparte positie in in noordwest Limburg. Het Oosthams (en hiermee is steeds het echte Oosthams bedoelt en niet een of andere vorm van tussentaal) staat t.o.v. de Uerdinger-, Gete- en betoningslijn zoals de dialecten van het Getelands. Oostham ligt aan de Limburgse kant van de Uerdingerlijn (ich-mich-oech, ...)doch aan de Brabantse kant van zowel de Gete- (grens van een 40-tal woorden / klanken)als betoningslijn (oppositie sleeptoon / stoottoon). Verder heeft het Oosthams wat klankovereenkomsten met Heppen, Beverlo en Korspel maar ook met Kwaadmechelen en Tessenderlo. Met een ruimere regio, die zich uitstrekt over enkele buurgemeenten en een gebied in de aangrenzende Antwerpse Kempen, heeft het Oosthams het voorkomen van de glottisslag (het soms inslikken van medeklinkers v.b. ba'er- bakker) gemeenschappelijk. De combinatie van deze eigenschappen maken het Oosthams tot wat het is (of was).