NL: verslaan U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
verslagen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik versla jij verslaat hij verslaat wij verslaan jullie verslaan zij verslaan
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb verslagen jij hebt verslagen hij heeft verslagen wij hebben verslagen jullie hebben verslagen zij hebben verslagen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik versloeg jij versloeg hij versloeg wij versloegen jullie versloegen zij versloegen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had verslagen jij had verslagen hij had verslagen wij hadden verslagen jullie hadden verslagen zij hadden verslagen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal verslaan jij zult verslaan hij zal verslaan wij zullen verslaan jullie zullen verslaan zij zullen verslaan
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal verslagen hebben jij zult verslagen hebben hij zal verslagen hebben wij zullen verslagen hebben jullie zullen verslagen hebben zij zullen verslagen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou verslaan jij zou verslaan hij zou verslaan wij zouden verslaan jullie zouden verslaan zij zouden verslaan
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou verslagen hebben jij zou verslagen hebben hij zou verslagen hebben wij zouden verslagen hebben jullie zouden verslagen hebben zij zouden verslagen hebben
|
| Gebiedende wijs |
versla
|
| Aanvoegende wijs |
| verslage |