Vertalingen construire FR>NL
[kɔ̃stʀɥiʀ]1 bâtir, fabriquer - bouwen
routes, canaux, digues
aanleggen
'construire une maison'
een huis bouwen© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
construire (ww.) | maken (ww.) ; scheppen (ww.) ; in het leven roepen (ww.) ; regelen (ww.) ; arrangeren (ww.) ; iets op touw zetten (ww.) ; uitbreiden (ww.) ; openen (ww.) ; uitbouwen (ww.) ; vermeerderen (ww.) ; verruimen (ww.) ; verwijden (ww.) ; verbreiden (ww.) ; expanderen (ww.) ; uitdijen (ww.) ; plaatsen (ww.) ; aanbrengen (ww.) ; aanleggen (ww.) ; installeren (ww.) ; monteren en aansluiten (ww.) ; oprichten (ww.) ; optrekken (ww.) ; overeindzetten (ww.) ; construeren (ww.) ; opbouwen (ww.) ; aanbouwen (ww.) ; bijbouwen (ww.) ; in elkaar timmeren (ww.) ; ineentimmeren (ww.) ; timmerend in elkaar zetten (ww.) ; bouwen (ww.) |
construire | ontwikkelen ; opmaken |
Bronnen: interglot; ICT-WoordenboekVoorbeeldzinnen met `construire`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
FR: bâtirFR: mettre quelque chose debout
Staat je antwoord er niet bij of heb je een vraag waarbij het vertaalwoordenboek geen hulp kan bieden? Vraag het dan op `
Vertaalhulp`
Download de Android App
Download de IOS App